herhaling welvaart & groei + ruilen over tijd

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Als de gevoelsinflatie hoog is, zullen de consumentenbestedingen worden versneld

1. juist
2. onjuist

Als de gevoelsinflatie hoog is, kunnen door de gevoelsmatige daling van de koopkracht de consumentenbestedingen worden afgeremd.

1. juist
2. onjuist

Stijging van het BBP betekent een groei van de ......inkomens.

1. primaire
2. secundaire

Als de groei van de primaire inkomens meer dan evenredig terechtkomt bij de hogere inkomens is er sprake van .....

1. nivellering
2. denivellering

Het bedrag van iemands vermogen kan op een bepaald tijdstip worden geteld en is daarom een voorbeeld van een ......

1. voorraadgrootheid
2. stroomgrootheid

Opleiding, hebben van werk, hebben van veel vermogen zijn factoren die van invloed zijn voor de hoogte van iemands .....

1. primaire inkomen
2. secundaire inkomen

Het meten van de hoogte van het BBP via de productie door alle toegevoegde waarden in een land bij elkaar op te tellen noem je de .....

1. objectieve methode
2. subjectieve methode
3. bestedingsmethode

Y = C + I + O + E - M is het meten van het BBP via de ....

1. objectieve methode
2. subjectieve methode
3. bestedingsmethode

Bij welvaart in enge zin wordt gekeken naar het totale BBP in een land + de kwaliteit van onderwijs, infrastructuur en zorg

1. juist
2. onjuist

Inkomstenbelasting, accijns en vennootschapsbelasting zijn voorbeelden van directe belastingen

1. juist
2. onjuist

Hoe hoger de hypotheekrente aftrek van het primaire inkomen hoe meer nivellering.

1. juist
2. onjuist

Hoe hoger de algemene heffingskorting hoe hoger de nivellering.

1. juist
2. onjuist

Hoe hoger de kinderbijslag, hoe hoger de nivellering.

1. juist
2. onjuist

Hoe hoger de bijstandsuitkering, hoe groter de denivellering.

1. juist
2. onjuist

Stel je hebt 2 belastingschijven: tot 25000 euro betaal je 40%, boven de 25000 euro betaal je 50% euro

1. Het marginale tarief bij een inkomen van 30.000 is 40%
2. Het marginale tarief bij een inkomen van 30.000 is 50%
3. Het marginale tarief bij een inkomen van 20.000 is 50%
4. Het marginale tarief bij een inkomen van 20.000 is 40%

Progressief belastingstelsel betekent dat hogere inkomens meer belasting betalen.

1. juist
2. onjuist

Hoe hoger de indirecte belastingen hoe groter de denivellering

1. onjuist
2. juist

Als de algemene heffingskorting wordt verhoogd, zal dit leiden tot verdere nivellering.

1. juist
2. onjuist

1. Bij een progressief stelsel is de rode lijn het primaire inkomen
2. Bij een progressief stelsel is de rode lijn het secundaire inkomen

rood = secundaire
zwart = primair

1. 10% van de huishoudens verdient 55% van het inkomen
2. 10% van de huishoudens verdient 45% van de inkomens
3. 90% van de huishoudens verdient 55% van het inkomen
4. 90% van de huishoudens verdient 45% van de inkomens

Op de betalingsbalans staan alle geldbedragen van en naar het buitenland

1. juist
2. onjuist

Een overschot op de betalingsbalans betekent dat er meer export is dan import

1. juist
2. onjuist

Een overschot op de betalingsbalans is slecht voor de werkgelegenheid

1. juist
2. onjuist

Op de lopende rekening van de betalingsbalans staat alle handel + inkomens

1. juist
2. onjuist

Bij divergentie worden de economische verschillen tussen landen kleiner.

1. juist
2. onjuist

Bij convergentie zal het verschil in BBP tussen landen kleiner worden.

1. juist
2. onjuist

Mensen met een hoge individuele prijs van tijd zijn risico-avers

1. onjuist
2. juist

Als de individuele prijs van tijd lager is dan de algemene prijs van tijd gaat iemand sparen

1. juist
2. onjuist

Hoe hoger de rente, hoe aantrekkelijker het is om meer te consumeren.

1. juist
2. onjuist

Hoe hoger de inflatie, hoe meer de rente gaat stijgen.

1. juist
2. onjuist

De reële rente kan nooit negatief zijn.

1. juist
2. onjuist

Bij deflatie is de reële rente hoger dan de nominale rente.

1. juist
2. onjuist

De rente van een hypothecaire lening is altijd hoger dan die van een consumptief krediet.

1. juist
2. onjuist

De AOW is een voorbeeld van ruilen over tijd.

1. juist
2. onjuist

het bedrijfspensioen wordt gefinancierd met het omslagstelsel.

1. juist
2. onjuist

De WW is een voorbeeld van een overdrachtsuitgave.

1. juist
2. onjuist

begrotingssaldo = financieringssaldo - aflossing

1. juist
2. onjuist

Door het inverdieneffect is het mogelijk dat een begrotingstekort niet hoeft te worden gecompenseerd met hogere belastingtarieven.

1. juist
2. onjuist