3T - Stone 11 + 12 en Grammar 11

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 3

Hello! 

We gaan vandaag verder met de tweede Stones en Grammar van Theme 4.

Tijdens de vorige online les heb je hier al een keer uitleg over gehad. Vandaag herhalen we die uitleg en je gaat oefenvragen maken.

De Stones (11 + 12) staan in je tekstboek op blz. 78. Met hulp van deze bladzijde kun je de volgende oefeningen maken.

Je ziet de Stonesvertaling ook op de volgende slides en de vertalingen staan ook als bijlage in de agenda van Magister.

--->

Opdracht: Sleep de juiste zinsdelen bij elkaar.

--->

work do you do?

orders from customers, but now I'm washing dishes. 

boring. I have many different tasks.

like about your job?

four pounds an hour.

What do you

I usually take

I like the pay. I get

I work as a waitress. It is never

What kind of

Opdracht: Schrijf de Engelse zinnen uit Stone 11 + 12.

--->

Welke Engelse zin uit de Stones hoort bij dit plaatje?

Welke Engelse zin uit de Stones hoort bij dit plaatje?

Opdracht: Beantwoord de vragen in het Engels

Je mag de antwoorden op de vragen uit de Stone halen, maar je mag ook je eigen antwoord (bijvoorbeeld over je eigen bijbaantje) bedenken!

--->

What kind of work do you do?

What do you do there?

How many hours do you work per day?

What do you like about your job?

What do you dislike about your job?

How much do you get paid?

What do you spend your money on?

We herhalen nu de uitleg van Grammar 11.

---> 

Present Simple

- Feiten, gewoontes, meningen

Gewoon werkwoord

of

Bij He/She/It werkwoord +s

I walk to school every day

She walks to school every day

Present Continuous

- Iets is aan de gang,

NL: 'aan het'

- Bij irritatie

Am/Is/Are en werkwoord + ing

I am walking through the classroom right now

Signaalwoorden

Present Simple

Woorden die aangeven dat iets een gewoonte is, zoals:

- Usually (meestal)

- Every day (iedere dag)

- Always (altijd)

- Sometimes (soms)

- Never (nooit)

Signaalwoorden

Present Continuous

Woorden die aangeven dat iets nu aan de gang is, zoals:

- Right now (nu)

- At the moment (op dit moment)

+ 

Als de zin irritatie uitdrukt.

Opdracht: Maak de vragen bij Grammar 11.

--->

Anne normally ....... at the bakery

1. works
2. is working

She usually ....... her homework before dinner

1. does
2. is doing

James and Eric ....... tennis right now

1. play
2. are playing

Dutch people ....... 2 kilograms of sweets every year

1. eat
2. are eating

Grandma is in the kitchen. She ....... an apple pie

1. bakes
2. is baking

Michelle always ....... high heels

1. wears
2. is wearing

At the moment he ....... a shower

1. takes
2. is taking

English people ....... a lot of tea

1. drink
2. are drinking

Each year, Americans ....... more than 3 billion Christmas Cards

1. send
2. are sending

My little sister ......., so please be quiet

1. sleeps
2. is sleeping

Most of my colleagues are nice, but there's one girl I can't stand! She ... about the work.

1. always complains
2. is always complaining

The End!

Goed bezig, dit was je LessonUp voor vandaag!

Tot vrijdag!