Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Nederlands
teksverbanden en verwijswoorden
Slide 1 - Diapositive
Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden
Slide 2 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsommend
B
tegenstellend
C
redengevend
D
concluderend
Slide 3 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden want en omdat?
A
opsommend
B
concluderen
C
tegenstellend
D
redengevend
Slide 4 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het hier?
Ik kreeg een hapje en een drankje.
A
redengevend
B
opsommend
C
samenvattend
D
tegenstellend
Slide 5 - Quiz
In welke zin wijzen de signaalwoorden
op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.
Slide 6 - Quiz
Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 7 - Diapositive
Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen
Slide 8 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie
Slide 9 - Quiz
Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 10 - Diapositive
Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?
Slide 11 - Question ouverte
Op welk tekstverband dat begint met een R wijst het signaalwoord omdat?
Slide 12 - Question ouverte
Opdracht 3
Slide 13 - Diapositive
Signaalwoord
Geen signaalwoord
ook
aan
word
zo
door
slecht
Slide 14 - Question de remorquage
Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
ook
bijvoorbeeld
zo
maar
Slide 15 - Question de remorquage
Verwijswoorden
Een woord dat verwijst naar een eerder genoemd woord of een eerder genoemde zin.
Slide 16 - Diapositive
Verwijswoorden
Vroeger wilde ik graag vrede op aarde creëren en honger uitroeien. Nu besef ik dat de kans bestaat dat dat niet gaat lukken.
Wat gaat niet lukken?
Slide 17 - Diapositive
Verwijswoorden
Vroeger wilde ik graag vrede op aarde creëren en honger uitroeien. Nu besef ik dat de kans bestaat dat dat niet gaat lukken.
Wat gaat niet lukken?
vrede op aarde creëren en honger uitroeien
Slide 18 - Diapositive
Verwijswoorden
Hoe vaak heb jij al een flesje water op school of in de supermarkt gekocht? Te vaak waarschijnlijk. Eerlijk is eerlijk: ik maak me er ook schuldig aan.
Aan wat maak ik me ook schuldig?
Slide 19 - Diapositive
Verwijswoorden
Hoe vaak heb jij al een flesje water op school of in de supermarkt gekocht? Te vaak waarschijnlijk. Eerlijk is eerlijk: ik maak me er ook schuldig aan.
Aan wat maak ik me ook schuldig?
Te vaak flesjes water op school of in de supermarkt kopen.
Slide 20 - Diapositive
Waarnaar verwijst "het"? Het onderzoek naar het coronavirus is in volle gang. Het schiet alleen nog niet erg op.
A
het onderzoek
B
het coronavirus
C
het onderzoek naar het coronavirus
D
de volle gang
Slide 21 - Quiz
Waarnaar verwijst "hij"? De nieuwe app Aware helpt alleenstaande ouderen om heel eenvoudig aan de familie te laten weten hoe het gaat. Hij werkt als volgt.
A
de nieuwe app
B
de nieuwe app Aware
C
alleenstaande ouderen
D
de familie
Slide 22 - Quiz
Waarnaar verwijst "ze"? Kijk zelf eens in kringloopwinkels als je tijd hebt. Ze staan vol met leuke spullen.
Slide 23 - Question ouverte
Waarnaar verwijst "hij"? Daarom maakte de wetenschapper van het levende oog iets elektronisch. Licht weerkaatst eerst op een voorwerp, valt dan in de ooglensjes en wordt in stroompjes doorgestuurd naar de hersenen die het insect bijsturen. Al die stapjes beschreef hij in wiskundige formules.