formatieve toets wateroverlast

De rode lijn op de afbeelding is?
A
De rivier
B
Het stroomgebied
C
De waterscheiding
D
De delta
1 / 22
suivant
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

De rode lijn op de afbeelding is?
A
De rivier
B
Het stroomgebied
C
De waterscheiding
D
De delta

Slide 1 - Quiz

Welk(e) antwoord(en) past/passen bij de afbeelding?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Delta

Slide 2 - Quiz

Bereken het verhang tussen de bron en Maastricht.
De bron ligt op 400 meter hoogte. Na 660 km stroomt de Maas op 45 meter langs Maastricht.
A
Verhang = 355 meter
B
Verhang = 0.54 m/km
C
Verhang = 660 km
D
Verhang = 1.85 km/m

Slide 3 - Quiz

In de bovenloop is het verval kleiner dan in de benedenloop
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Welke relatie bestaat er tussen het verhang en de mate van erosie?
A
Hoe groter het verhang hoe meer erosie
B
Hoe kleiner het verhang hoe meer erosie

Slide 5 - Quiz

Waarom ligt het
buitendijks gebied hoger
dan het binnendijks gebied?
A
in het binnendijks gebied vindt sedimentatie plaats
B
in het binnendijks gebied vindt erosie plaats
C
in het buitendijks gebied vindt sedimentatie plaats
D
in het buitendijks gebied vindt erosie plaats

Slide 6 - Quiz

Het winterbed van een
rivier is vaak gevuld
met water aan het eind van de
A
zomer
B
herfst
C
winter
D
voorjaar

Slide 7 - Quiz

De afbeelding geeft
het ... van een rivier weer
A
debiet
B
regiem

Slide 8 - Quiz

Het regiem van de Maas
schommelt meer dan dat
van de Rijn. Dit komt omdat de Maas
A
een gletsjerrivier is
B
een gemengde rivier is
C
een regenrivier is

Slide 9 - Quiz

Welk verband is er tussen
vertragingstijd en
verstedelijking?
A
Voor verstedelijking was de vertragingstijd groter
B
Voor verstedelijking was de vertragingstijd kleiner
C
Na verstedelijking was de vertragingstijd groter
D
Na verstedelijking was de vertragingstijd kleiner

Slide 10 - Quiz

De vertragingstijd wordt op
redelijk korte termijn
beïnvloed door
A
klimaatverandering
B
bebossing
C
de poreusheid van de bodem
D
verstening

Slide 11 - Quiz

Kribben in een rivier
zorgen voor ...
A
een betere bevaarbaarheid
B
minder sedimentatie in de vaargeul
C
een snelle afvoer van het water
D
meer Ruimte voor de Rivier

Slide 12 - Quiz

In de afbeelding zie je ...
A
een dwarsprofiel van een rivier
B
een lengteprofiel van een rivier

Slide 13 - Quiz

De rivier meandert
vooral in de ...
A
bovenloop
B
benedenloop
C
middenloop

Slide 14 - Quiz

Een delta vormt zich
als een rivier uitmondt in
A
een rustig stromende zee
B
een zee met harde stroming

Slide 15 - Quiz

De monding van de
Oosterschelde is een
voorbeeld van een ...
A
delta
B
retentiegebied
C
stroomgebied
D
estuarium

Slide 16 - Quiz

Door klimaatverandering
wordt in Nederland ...
A
de winter warmer, natter + neemt in de zomer de neerslag toe
B
de winter warmer en neemt de neerslag jaarlijks af
C
wordt het neerslagregiem onregelmatiger

Slide 17 - Quiz

De hoofddoelstelling van
de projecten Ruimte voor
de Rivier is ..
A
zorgen voor goede kwaliteit van het water
B
zorgen voor veiligheid
C
zorgen voor voldoende water
D
zorgen voor mooie natuurgebieden

Slide 18 - Quiz

Sleep de begrippen naar de juiste afbeelding. 
Sleep de tekst rechts naar de juiste afbeelding!
dijkverbetering
uiterwaardvergraving
dijkverlegging
Aanleggen nevengeulen
Deze maatregel wordt alleen gekozen als er geen ruimte is voor andere maatregelen!

Slide 19 - Question de remorquage

Waarom is dijkverhoging geen
blijvende oplossing tegen
hoog water?
A
er is regelmatig erosie in het binnendijks gebied
B
er is regelmatig sedimentatie in het binnendijks gebied
C
er is regelmatig erosie in het buitendijks gebied
D
er is regelmatig sedimentatie in het buitendijks gebied

Slide 20 - Quiz

Wat is geen maatregel in
het kader van Ruimte voor
de Rivier?
A
kribverlaging
B
aanleg nevengeul
C
kanaliseren
D
dijkverlegging

Slide 21 - Quiz

De internationale commissie ter
bescherming van de Rijn is een voorbeeld van samenwerking op
A
nationaal schaalniveau
B
internationaal schaalniveau
C
continentaal schaalniveau
D
fluviaal schaalniveau

Slide 22 - Quiz