Lezen hoofdstuk 4

Leesvaardigheid H4
  • Oefenvragen
  • Aan de slag! 
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsWOStudiejaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Leesvaardigheid H4
  • Oefenvragen
  • Aan de slag! 

Slide 1 - Diapositive

De woorden 'maar, later, bovendien, bijvoorbeeld en zoals' noemen we:

Slide 2 - Question ouverte

Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens geven een ... verband aan.
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Toelichtend

Slide 3 - Quiz

Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, verder, bovendien, geven een ... verband aan:
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Toelichtend

Slide 4 - Quiz

Welk(e) signaalwoord(en) geven een tegenstellend verband aan?

Slide 5 - Carte mentale

De woorden 'bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan en neem nou' geven een ... verband aan:

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het nut van signaalwoorden?

Slide 7 - Carte mentale

Samen lezen:
Tekst 4 'Waar kijken we naar?'

Daarna: maak opdracht 2
timer
7:00

Slide 8 - Diapositive

Antwoorden opdracht 2
  • 1 Het onderwerp van de tekst is ‘kijkcijfers (van televisieprograma’s)’.
  • 2 Eigen antwoord.
  • 3a gekluisterd = geboeid zijn door; niet weg kunnen/willen
  • 3b zorgvuldig = met veel aandacht
  • 3c representatief = een goed beeld gevend van een groep
  • 3d afspiegeling = weergave; beeld van hoe het werkelijk is
  • 3e aandeel = gedeelte
  • 3f fictief = niet echt; bedacht
  • 3g doorgaan voor = beschouwd/gezien worden als
  • 3h registreren = vastleggen; opnemen
  • 3i sample = digitale opname van korte stukjes geluid
  • 3j definitief = voorgoed geldig

Slide 9 - Diapositive

4 B De groep ziet er net zo uit als de Nederlandse bevolking; hij is alleen kleiner.
5.
 

Alinea
Chronologisch
Opsommend
Tegenstellend
Toelichtend
3
en, en
-
zoals, zo
4
vervolgens, dan, de volgende dag
ook, en

Slide 10 - Diapositive

  • 6 (Let op het signaalwoord ‘maar’.)
  •  De kijkmeter weet wel precies waar de tv’s in een huishouden op staat afgesteld.
  •  -
  •  De kijkmeter weet niet of er één of meerdere gezinsleden naar de tv’s kijken en wie dat zijn.
  • 7 Als kijkers de uitzending later dan binnen zes dagen terugkijken, hebben ze de uitzending wel gezien, maar worden ze niet meegeteld bij de kijkcijfers. Dus dan kloppen de kijkcijfers toch niet helemaal.
  • alinea 2: Panel
  •  alinea 3: Representatief
  •  alinea 4: Kijkmeter
  •  alinea 5: Afstandsbediening
  •  alinea 6: Groep
  •  alinea 7: Voorlopig

Slide 11 - Diapositive

Lezen 
Tekst 5 'Binnen een uur ontsnappen'
Daarna: maak opdracht 4

Slide 12 - Diapositive

Antwoorden opdracht 4:
  • 4 a driftig = haastig
  • 4b als paddenstoelen uit de grond schieten = snel en in een groot aantal groeien
  • 4c claustrofobie = angst voor afgesloten ruimtes
  • 4d initiatiefnemer = iemand die als eerste met iets begint
  • 4e anticlimax = teleurstellende afloop; tegenvaller
  • 4f koppig = eigenzinnig; vasthoudend aan de eigen wil
  • 4g chemicus = scheikundige
  • 4h op je hoede = waakzaam; rekening houdend met gevaar

Slide 13 - Diapositive

  • 5 Signaalwoorden met een chronologisch verband: ‘dan’ en ‘vervolgens’.
  • 6 Dat klinkt misschien niet zo aantrekkelijk.
  •    vs
  •  Het is een gewild uitje onder vrienden, familie of collega’s.
  • (Je denkt dat mensen zich niet graag tegen betaling laten opsluiten, maar dat is wel het geval.)
  • 7 The Room of Riddles bevat geen horrorelementen: hij is dus niet opzettelijk eng of griezelig gemaakt.

Slide 14 - Diapositive

Hoe zit het ook weer?
  • Tekstverbanden 
  • Signaalwoorden 

Slide 15 - Diapositive

Tekstverbanden geef je aan met ... (meervoud)

Slide 16 - Question ouverte

Welke signaalwoorden geven een tegenstellend verband aan?

Slide 17 - Question ouverte

Aan de slag!
  • Lees de theorie in het groene blok op blz. 92
  • Gelezen?
  • Maak opdracht 1  
  • Vijf minuten de tijd, daarna nakijken
timer
5:00

Slide 18 - Diapositive

Welk verband herken je in zin 1?

Slide 19 - Question ouverte

Welk signaalwoord geeft aan dat je te maken hebt met een opsomming?

Slide 20 - Question ouverte

Welk verband herken je in zin 2?

Slide 21 - Question ouverte

Welk signaalwoord geeft dat verband aan?

Slide 22 - Question ouverte

Welk verband herken je in zin 3?

Slide 23 - Question ouverte

Welk signaalwoord geeft dit aan?

Slide 24 - Question ouverte

Welk verband herken je in zin 4?

Slide 25 - Question ouverte

Welk signaalwoord geeft dit aan?

Slide 26 - Question ouverte

De laatste zin bevat meerdere tekstverbanden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Welke tekstverbanden herken je?

Slide 28 - Carte mentale

Welke signaalwoorden heb je gevonden?

Slide 29 - Question ouverte

Aan de slag!
  • Maak opdracht 3 op blz. 93
  • Vergeet niet een boek uit te zoeken, let op, je hebt dit boek nog niet gelezen!

Slide 30 - Diapositive

Opdr. 3, kijk na:
  1. en
  2. ook
  3. omdat
  4. zo
  5. zoals
  6.  en
  7. Verder/Daarnaast/Bovendien
  8. Toch
  9. Namelijk
  10. dus/daardoor
  11. Maar
  12. en
  13. eveneens
  14. want

Slide 31 - Diapositive