NHL

Wat weet je over de
stabiele zijligging
1 / 16
suivant
Slide 1: Carte mentale
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Wat weet je over de
stabiele zijligging

Slide 1 - Carte mentale

NHL les





EHBO
Welke stappen neem je bij de stabiele zijligging 

Slide 2 - Diapositive

Stap 1: Aanspreken

Slide 3 - Diapositive

Stap 2: kijken, luisteren, voelen

Slide 4 - Diapositive

Stap 3: Bel 112

Slide 5 - Diapositive

Kniel naast het slachtoffer neer
Zorg dat de benen gestrekt zijn

Slide 6 - Diapositive

Leg de dichtstbijzijnde arm van het slachtoffer in het rechte hoek met het lichaam

Slide 7 - Diapositive

Buig de andere arm over de borst en leg deze met de handrug tegen de wang van het slachtoffer. Houd deze hand vast

Slide 8 - Diapositive

Je hebt de andere hand vrij om de knie van het verst liggende been te buigen, terwijl de voet op de grond blijft.

Trek dit gebogen been naar je toe, terwijl je de hand van het slachtoffer tegen zijn wang houdt. De heup en de knie van het bovenste been moeten in een rechte hoek liggen.

Zorg dat de elleboog de grond raakt.


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Controleer tenminste elke minuut de ademhaling door te kijken, te luisteren en te voelen. Als je je vingers gespreid op iemands borst en rug legt, kun je de ademhaling goed voelen. Controleer 10 seconden lang.

Slide 11 - Diapositive

Wacht tot de ambulance is gearriveerd

Slide 12 - Diapositive

Je legt iemand in de stabiele zijligging als..
A
Iemand zich niet lekker voelt
B
Iemand geen adem meer haalt
C
Iemand buiten bewustzijn is maar ademhaalt
D
Iemand misselijk is

Slide 13 - Quiz

Wat is het nut van de stabiele zijligging?
A
Luchtweg vrij
B
Comfortabele ligging
C
Veiligheid slachtoffer
D
Veiligheid hulpverlener

Slide 14 - Quiz

Dit is de stabiele zijligging
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Deze mevrouw doet de stabiele zijligging
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz