Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
die Dozentin
die Tafel
Slide 2 - Diapositive
Du hast 3 min für:
Je hebt 3 min om:
te gaan zitten
jas uit
oortjes uit
mobiel in je tas
laptop gesloten op tafel
boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00
Slide 3 - Diapositive
Was machen wir heute?
die Hausaufgaben
Wörter schreiben/abfragen
Selbständig arbeiten
Levend memory
Abschluss/Hausaufgaben
Slide 4 - Diapositive
Am Ende der Stunde........
kan je in het Duits drie woordjes uit de Lektionen benoemen, doordat je opdrachten maakt.
Slide 5 - Diapositive
die Hausaufgaben
Slide 6 - Diapositive
Schreibe die Wörter: erst Niederländisch und danach die
übersetzung. Let op de hoofdletters!
werken
tegen
bovendien
trots
het meer
de wedstrijd
ongeveer
de zin
de cursus
misschien
het klimmen
de plaats
de vakantie
jammer
verstaan
het schermen
arbeiten
gegen
außerdem
stolz
der See
der Wettkampf
etwa
die Lust
der Kurs
vielleicht
das Klettern
der Platz
die Ferien
schade
verstehen
das Fechten
timer
6:00
Slide 7 - Diapositive
Wörter abfragen
werken
tegen
bovendien
trots
het meer
de wedstrijd
ongeveer
de zin
de cursus
misschien
het klimmen
de plaats
de vakantie
jammer
verstaan
het schermen
Slide 8 - Diapositive
Selbständig arbeiten
Wat:Na klar online
4.1: Test jezelf + woordtrainer
4.2: Test jezelf + woordtrainer
4.3: Test jezelf + woordtrainer
Hulp:
Grammatica A: modale hulpwerkwoorden op bladzijde 12
Grammatica B: het voltooid deelwoord op bladzijde 18
woordjes op bladzijde 44/45
Hoe: De eerste 10 minuten niet praten en geen vragen, daarna fluisterend overleggen in je groepje en vragen.
Klaar: Schrijf het schema van haben en sein op bladzijde 143 over of schrijf de woordjes van Lektion 1, 2, 3 op bladzijde 44-45. NL-DU en DU-NL
timer
10:00
timer
5:00
Slide 9 - Diapositive
Levend Memory
Twee personen gaan even op de gang staan. Zij zijn samen twee teams. Ze bekijken de woordjes van Lektion 1, 2, 3 op bladzijde 50.
De rest krijgt van mij een nummer 1t/m 13. Je zoekt je partner op met hetzelfde nummer.
Jullie kiezen samen een woord op het bord. De ene kiest het Nederlandse woord en de ander de Duitse vertaling.
De twee teams komen terug in de klas. Ze staan voor in de klas en het eerste team noemt de naam van een klasgenoot. Deze persoon zegt zijn woord. Dan noemt het eerste team nog een naam en deze persoon zegt zijn woord.
Als twee personen matchen sluiten zij aan bij team 1 of 2.