W2a1-Duits-08012021

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Bezittelijk voornaamwoord

Leerdoelen

kunnen

 Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden van het Nederlands naar het Duits vertalen.
Je kunt de uitgang van het bezittelijk voornaamwoord afhankelijk van het volgende zelfstandige naamwoord toepassen.

Regels ein/kein

Je hebt in Kapitel 2 - Meine Grammatik 1 (TB S. 39) geleerd:

het onbepaalde lidwoord ein veranderd afhankelijk van het zelfstandige naamwoord dat erachter staat.

Dit zelfst. nw. kan namelijk mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of
                                                        meervoud zijn.

Regels ein/kein

Dit zelfst. nw. kan namelijk mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of

                                                        meervoud zijn.
Bij meervoud kunnen we niet 'ein' zeggen, daarom 'kein' (=geen)

mannelijk = der + onzijdig = das   >>  ein             geen uitgang!
vrouwelijk + meervoud = die          >>  (k)eine    met -e!
Je kunt zeggen dat de 'e' van 'die' meegenomen wordt!

Regels ein/kein

Of:
vrouwen en het meervoud
                                      willen altijd meer!

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Dit is in het Nederlands:
                      mijn                mijn fiets

                     jouw                jouw tas

                     zijn/haar       zijn jas

                     ons                  ons huis
                     jullie                jullie vakantie
                     hun/uw          hun school / uw kinderen

Bezittelijk voornaamwoord

In het Duits:
       mein                         >> krijgen net als bij   ein/kein

      dein                               bij vrouwelijk en meervoud

       sein / ihr                    de uitgang -e !!!        

       unser                                      

       euer                                          
       ihr / Ihr         

Bezittelijke voornaamwoorden

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

Wat weet je
nog van deze uitleg?

Het bezittelijk voornaamwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als "ein"

1. Waar
2. Niet waar

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig
4. meervoud

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?

1. Opa
2. dein
3. alt
4. Wie

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!

1. Handy
2. ist
3. Mein
4. neu

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar

1. unser
2. euer
3. ihr
4. sie

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw

1. dein
2. sein
3. ihr

M	V	O	MV
ein	eine	ein	keine

Sein.. Vater (m) ist krank

1. Sein
2. Seine

(onze) ... Lehrerin (v)

1. unser
2. unsere

Das sind (onze) Eltern (mv).

1. ihre
2. unser
3. ihr
4. unsere

Lesdoel bereikt?
Je kunt het bezittelijk voornaamwoord gebruiken.

1. Ja, ik kan het! Ben me zeker!
2. Nee, ik snap het niet!
3. Nog een beetje leren... en dan komt het goed!
4. Ja, ik denk het wel!

Einde