Remmen en botsen

Veilig bewegen
remmen en botsen H 5.4
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask / BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Veilig bewegen
remmen en botsen H 5.4

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Ik kan het verband tussen de stopafstand, remweg en de reactieafstand toepassen m.b.v. de formule: ​
stopafstand = reactie-afstand + remweg ​
Ik kan aangeven van welke factoren de remweg en de reactieafstand afhankelijk zijn.​

Slide 2 - Diapositive

Deze les
1. Herhaling 
2. Remmen en botsen

Slide 3 - Diapositive

Dit is een afstand-tijddiagram.
Wat voor beweging is dit?

A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging

Slide 4 - Quiz

Wat kan je zeggen van de snelheid bij
een eenparige beweging?
Wat kun je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
A
de snelheid neemt af
B
de snelheid blijft gelijk
C
de snelheid neemt toe

Slide 5 - Quiz

Welke beweging zien we hier?
A
versneld
B
eenparig
C
vertraagd

Slide 6 - Quiz

Welke beweging zien we hier?
A
versneld
B
eenparig
C
vertraagd
D
allemaal

Slide 7 - Quiz

Wat is een vertraagde beweging?
A
Een beweging waarbij je steeds sneller gaat.
B
Een beweging waarbij je steeds langzamer gaat.
C
Een constante beweging.

Slide 8 - Quiz

Hoe ziet het diagram eruit van deze beweging?
A
de grafiek is een rechte lijn
B
de grafiek wordt steeds steiler
C
de grafiek gaat steeds minder steil
D
de grafiek is diagonaal

Slide 9 - Quiz

Ongelukken in het verkeer

Slide 10 - Diapositive

In 2020 waren er 610 dodelijke slachtoffers door verkeersongevallen.

Slide 11 - Diapositive

In 2021 kwamen in Nederland 582 mensen om het leven door een verkeersongeval, 28 minder dan in 2020.

Slide 12 - Diapositive

Je moet een noodstop maken. Hoe snel kun je remmen?

Slide 13 - Question ouverte

Waarvan is de stopafstand bij een noodstop afhankelijk?

Slide 14 - Question ouverte

Waarvan is je reactietijd afhankelijk?
A
wanneer je ziet dat je moet remmen
B
Of je medicijnen of alcohol (hebt) gebruikt
C
Hoe snel je op de rem trapt
D
Alle 3 vorige antwoorden

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Vidéo

Een auto heeft niet onder alle omstandigheden dezelfde remweg.
Welke grootheden beïnvloeden de remweg.
A
de afstand, massa en remkracht
B
de afstand, de massa en snelheid
C
de reactieweg,de remkracht en snelheid
D
de snelheid, de massa en de remkracht

Slide 17 - Quiz

De stopafstand = reactietijd + remweg.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Bekijk de grafiek. Hoelang is de remweg bij 40 km/h
A
80 m
B
9 m
C
27 m
D
3 m

Slide 19 - Quiz

Wat heeft invloed op de remweg?
A
gebruik van medicijnen
B
handsfree bellen
C
moment dat het verkeerslicht op rood springt
D
profiel van de banden

Slide 20 - Quiz

Als de massa groter wordt, wordt de remweg ...
A
Korter
B
Langer
C
Blijft gelijk

Slide 21 - Quiz

De stopafstand is groter dan de remweg. Hoe kan dat?
A
Omdat je niet direct reageert.
B
Omdat de auto nog een stuk doorglijdt.
C
Omdat de remkracht niet maximaal is.
D
Omdat de massa niet altijd hetzelfde is.

Slide 22 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de remweg?
A
De afstand die de auto aflegt voor het gaat remmen.
B
De afstand die de auto aflegt tijdens de reactietijd en de stopafstand.
C
De afstand die de auto aflegt tijdens de reactietijd.
D
De afstand die de auto aflegt tijdens het remmen.

Slide 23 - Quiz

Wanneer zou je de kortste remweg hebben?
A
Wegdek met sneeuw
B
Nat wegdek door de regen
C
Droge weg
D
Wegdek met ijs

Slide 24 - Quiz

Je remweg is afhankelijk van de snelheid waarmee je rijdt.
Als je snelheid groter wordt, dan wordt je remweg

A
Groter
B
Kleiner

Slide 25 - Quiz

De remweg hang NIET af van:
A
beginsnelheid
B
massa van auto
C
lengte bestuurder
D
remkracht

Slide 26 - Quiz

De remweg is 30 meter. De reactie-afstand is 2 meter. Wat is de stopafstand?
A
30 meter
B
32 meter
C
2 meter

Slide 27 - Quiz

De remweg van een auto bij 36 km/h is 8 m. De stopafstand bij deze snelheid is 17 m. Bereken de reactie-afstand.


A
25 m
B
9 m
C
8 m
D
7 m

Slide 28 - Quiz

De reactietijd is 0,7 s. Als de snelheid 10 m/s is, wat is dan de reactie-afstand?
A
s = t/v = 0,7/10 = 0,07 m
B
s = v/t = 10/0,7 = 14,3 m
C
s = v * t = 10 * 0,7 = 7 m
D
v = s/t = 10/0,7=14,3 m/s

Slide 29 - Quiz

Een auto rijdt 72 km/h. De reactie-tijd van de bestuurder is 1 s. De reactie-afstand bedraagt dan:
A
72 m
B
20 m
C
25 m
D
18 m

Slide 30 - Quiz

Samenvatting
De stopafstand is afstand die een voertuig aflegt nadat een bestuurder het signaal krijgt om te stoppen. ​

Stopafstand = reactie afstand + remafstand  ​
Reactie afstand: de afstand die een voertuig aflegt tussen het moment dat de bestuurder het signaal krijgt om te stoppen en het moment dat echt geremd wordt. ​
Reactietijd: de tijd die nodig is tussen het moment dat de bestuurder het signaal krijgt om te stoppen en het moment dat de rem wordt ingetrapt. ​
Remweg: de afstand die een rijdend voertuig nodig heeft om tot stilstand te komen. ​




Slide 31 - Diapositive

Opdracht
Maak de vragen van 5.4 uit het boekje BEWEGEN

Toets vrijdag 10 juni over het boekje BEWEGEN

Slide 32 - Diapositive