Figuurlijk en letterlijk taalgebruik

Figuurlijk (en letterlijk?)
taalgebruik
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Figuurlijk (en letterlijk?)
taalgebruik

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

Na deze les weet je 
wat figuurlijke taal is

Slide 2 - Diapositive

Figuurlijke taal

Slide 3 - Diapositive


Na deze les weet je 
wat figuurlijke taal is

In het volgend filmpje wordt het verschil tussen LETTERLIJK en FIGUURLIJK taalgebruik uitgelegd.

Let op : je krijgt ook vragen tijdens het filmpje !

Slide 4 - Diapositive

1

Slide 5 - Vidéo

00:58
Niek is een boom van een vent =
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 6 - Quiz

Figuurlijk taalgebruik

Slide 7 - Diapositive

Mirjam trekt haar schoenen aan.

A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 8 - Quiz

Mirjam trekt de stoute schoenen aan.

A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 9 - Quiz

Ik luister graag naar dit liedje.

A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quiz

Het is altijd hetzelfde liedje.

A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quiz


Na deze les weet je 
wat figuurlijke taal is

Wat betekenen de volgende uitdrukkingen ?
Ken je de uitdrukking niet?
Dan moet je hem op internet opzoeken.

Slide 12 - Diapositive

Armin kijkt door een roze bril.

Slide 13 - Question ouverte

Miriam straalt helemaal.

Slide 14 - Question ouverte

Bodhi loopt met zijn hoofd in de wolken.

Slide 15 - Question ouverte

Olaf gaat op zijn strepen staan.

Slide 16 - Question ouverte

Sabrina heeft haar diploma
met de hakken over de sloot gehaald.

Slide 17 - Question ouverte

De kat uit de boom kijken.

Slide 18 - Question ouverte

De aap komt uit de mouw.

Slide 19 - Question ouverte

De hond in de pot vinden.

Slide 20 - Question ouverte

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.

Slide 21 - Question ouverte

Een vreemde eend in de bijt zijn.

Slide 22 - Question ouverte

Klik op de link in de volgende slide.
Zoek de goede betekenis bij het spreekwoord.

Maak een screenshot van je resultaat en plaats het in de volgende slide.


Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

Plaats hier het screenshot dat je net gemaakt hebt van het resultaat van de oefening.

Slide 25 - Question ouverte

(klik op de foto om te vergroten)
Even 8 taalblunders......

Slide 26 - Diapositive

De hond in de pot vinden
Nog 6 vaak gebruikte uitdrukkingen......

Slide 27 - Diapositive

De hond in de pot vinden
A
We eten vanavond stoofvlees
B
We gaan barbequen
C
Te laat zijn voor het eten
D
Het eten is op de grond gevallen

Slide 28 - Quiz

De bokkenpruik op hebben.

Slide 29 - Diapositive

De bokkenpruik op hebben.
A
Slechtgehumeurd zijn / boos zijn
B
Een bad-hair-day hebben
C
Een pruik dragen
D
Je anders voordoen dan je bent

Slide 30 - Quiz

Oude koeien uit de sloot halen.

Slide 31 - Diapositive

Oude koeien uit de sloot halen.
A
Koeien die in de sloot gevallen zijn redden
B
Oude mensen helpen
C
Op een boerderij werken
D
Oude verhalen vertellen

Slide 32 - Quiz

Hij eet met lange tanden.

Slide 33 - Diapositive

Hij eet met lange tanden.
A
Hij vindt het eten niet lekker
B
Hij moet nodig een beugel
C
Hij voelt zich als een konijn
D
Hij houdt van salades

Slide 34 - Quiz

Zij lijken op elkaar als twee druppels water.

Slide 35 - Diapositive

Zij lijken op elkaar als twee druppels water.
A
Zij zijn helemaal nat geregend
B
Zij lijken heel veel op elkaar
C
Zij hebben altijd dezelfde mening
D
Zij zijn tweeling

Slide 36 - Quiz

Aan de vruchten herkent men de boom.

Slide 37 - Diapositive

Aan de vruchten herkent men de boom.
A
Appels groeien niet aan een kersenboom
B
De vruchten zijn lekker zoet
C
Als je hard werkt krijg je veel geld
D
De kinderen zijn net als de ouders

Slide 38 - Quiz

Ik weet wat figuurlijk taalgebruik is.
A
ja
B
nee
C
ongeveer
D
snap het niet zo goed

Slide 39 - Quiz



Goed gewerkt! 

Slide 40 - Diapositive