C7 les 53 §9 Herhaling leerjaar 1 (digitaal)

Cursus 7    Spelling
§ 9 Herhaling leerjaar 1

les 53
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Cursus 7    Spelling
§ 9 Herhaling leerjaar 1

les 53

Slide 1 - Diapositive

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

  • Leesboek
  • Laptop
timer
1:00

Slide 2 - Diapositive

timer
10:00
Lezen.....
SSSTT!

Slide 3 - Diapositive

Wat gaan we doen?

  • herhalen lesdoelen klas 1
  • opfrissen
  • zelfstandig werken
  • huiswerk

Slide 4 - Diapositive

herhalen leerjaar 1bk
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt)
  • sterke en zwakke werkwoorden
  • persoonsvorm verleden tijd (pv vt) van zwakke ww
  • persoonsvorm verleden tijd (pv vt) van sterke ww
  • onregelmatige werkwoorden

Slide 5 - Diapositive

persoonsvorm tt

Slide 6 - Diapositive

sterke en zwakke ww

Slide 7 - Diapositive

pv-vt -zwakke ww

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

wat is de "pv"?
A
persoonsvorm
B
persoonlijke vorm
C
personeelsvereniging
D
papieren versie

Slide 11 - Quiz

Wat is de pv?
A
het ww wat verandert als je het in een andere tijd zet.
B
het ww wat vooraan staat als je er een vraagzin van maakt.
C
Het eerste ww. in de zin
D
Alle ww. in de zin.

Slide 12 - Quiz

Wat is een pv altijd?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord

Slide 13 - Quiz

Hoe zat het ook alweer bij de pv tt?
Bij je of jij achter de pv schrijf je..
A
schrijf je een ´t´.
B
schrijf je geen ´t´.

Slide 14 - Quiz

Hoe vind je de pv?
A
Door de zin van tijd te veranderen. Het woord dat verandert is de pv.
B
Door de zin in zinsdelen te knippen.
C
De pv kan je niet vinden.

Slide 15 - Quiz

Wat is de pv?
A
De boze man
B
loopt
C
naar de angstige leerlingen.

Slide 16 - Quiz

Wat is de pv?
A
De boze man
B
is
C
naar de angstige leerlingen
D
gelopen.

Slide 17 - Quiz

Ik begrijp hoe ik de PV in een zin moet vinden.
Wat is de PV in deze zin?
A
ik
B
begrijp
C
pv
D
begrijp moet vinden

Slide 18 - Quiz

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Van schrik is hij de straat op gerend.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 19 - Quiz

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Dat verontrustte het overige publiek.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 20 - Quiz

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Zoiets gebeurt hem niet vaak.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 21 - Quiz

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Dat verontrustte het overige publiek.
A
tt
B
vt
C
vd

Slide 22 - Quiz

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Het museum is gelukkig verzekerd.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 23 - Quiz

buigen is een....
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 24 - Quiz

slaap
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 25 - Quiz

speel
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 26 - Quiz

snoep
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 27 - Quiz

koop
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 28 - Quiz

Wat is van toepassing?
Pascal droomt er tegenwoordig van piloot te worden
_________
A
tt
B
vt (zwak ww)
C
vt (sterk ww)

Slide 29 - Quiz

Wat is van toepassing?
Word jij morgen door Carl opgehaald?
________
A
tt
B
vt (zwak ww)
C
vt (sterk ww)

Slide 30 - Quiz

Na één seizoen (verdwijnen) de quiz alweer van het scherm.
sterk of zwak ww?
A
verdwijnen
B
verdwijnden
C
verdwijnde
D
verdween

Slide 31 - Quiz

Wat is van toepassing?
De agent bekeurde de man voor te hard rijden.
___________
A
tt
B
vt (zwak ww)
C
vt (sterk ww)

Slide 32 - Quiz

Wat is van toepassing?
Marieke had verse peterselie voor in de groentesoep geplukt.
_____
A
tt
B
vt (zwak ww)
C
vt (sterk ww)

Slide 33 - Quiz

Bij onregelmatige werkwoorden verandert
A
de klank
B
nog meer dan de klank
C
de klank niet

Slide 34 - Quiz

Wat is van toepassing?
Harold bestelde een broodje kaas in de kantine.
___________
A
tt
B
vt (zwak ww)
C
vt (sterk ww)

Slide 35 - Quiz


Sterk of zwak (onregelmatig) werkwoord:  Sprinten.
A
Sterk/onregelmatig
B
Zwak

Slide 36 - Quiz


Sterk of zwak (onregelmatig) werkwoord:  Lezen.
A
Sterk/onregelmatig
B
Zwak

Slide 37 - Quiz

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
De directeur vond dat heel erg.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 38 - Quiz

De vijf onregelmatige werkwoorden zijn:
A
zijn, hebben, willen, kunnen, volgen
B
zijn, maken, willen, kunnen, volgen
C
zijn, hebben, willen, kunnen, zullen
D
zijn, hebben, willen, kunnen, denken

Slide 39 - Quiz

Wat is de juiste spelling van het onregelmatige werkwoord 'zijn'?
A
ik ben, jij is, hij is, wij bennen
B
ik is, jij is, hij is, wij zijn
C
ik ben, jij bent, hij is, wij zijn
D
ik ben, jij bent, hij bent, wij bennen

Slide 40 - Quiz

Welk onregelmatig werkwoord zit in deze zin?
'Hij heeft zich totaal in de tijd vergist.'
A
Hij
B
heeft
C
tijd
D
vergist

Slide 41 - Quiz

Wat is de juiste spelling van het onregelmatige werkwoord 'hebben'?
A
ik heb, jij hebt, hij hebt, wij hebben
B
ik heeft, jij heeft, hij heeft, wij heven
C
ik heb, jij heeft, hij heeft, wij hebben
D
ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben

Slide 42 - Quiz

Zelfstandig werken 
Maak: 
Cursus 7
§ 9  herhaling leerjaar 1kgt
Dit kan alleen digitaal!!!

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?
  • lezen
  • ander huiswerk

timer
5:00

Slide 43 - Diapositive

Huiswerk

maken:
Cursus 1
§ 10 herhaling 1 kgt
moet af zijn



Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive