4.2 writing (03-02)

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Welcome back V3K3!

Phone in the phonebag, coat in the hallway, books, notebook, Chromebook & a pen on your table. 

Today:

1. Recap

2. Homework check

3. Grammar:

future & word order

4. Get to work!

5. Checking goals

6. Homework

Goals (aan het einde van de les...) :

-  Weet je hoe je iets kan zeggen over de toekomst in het Engels.

- Weet je welke woordvolgorde de zinnen in het Engels aanhouden.

Important dates:

1. Recap

Tijdens de recap ben je stil. Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op.

1. Recap

1. Waar wordt ook al weer op gelet bij het beoordelen van schrijfvaardigheid?
2. Waar liggen jouw 'sterke' en 'zwakke' punten?

Tijdens de recap ben je stil. Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op.

2. Homework check

Wat was het huiswerk?

Maken: Unit 4.2 opdracht 11 t/m 15

Ik kom controleren. Open pagina 15!

Terwijl ik kom controleren mag je zachtjes kletsen met je buurvrouw.

2. Homework check

Wat was het huiswerk?

Maken: Unit 4.2 opdracht 11 t/m 15

We bespreken samen opdracht 14 en 15

Tijdens het bespreken ben je stil. Steek je vinger op bij vragen / opmerkingen.

3. Grammar

Wat valt je op aan de volgende zinnen?

1. The sky is very black. It is going to snow.
2. I am going to bake a cake tonight.
3. They are going to buy a new car tomorrow.

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

3. Grammar

Wat geven de dikgedrukte woorden aan?

1. The sky is very black. It is going to snow.
2. I am going to bake a cake tonight.
3. They are going to buy a new car tomorrow.

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

3. Grammar: future

Je gebruikt to be (am/are/is) + going to + hele werkwoord om aan te geven wat iemand van plan is of wanneer iets zeker zal gebeuren omdat er bewijs voor is.

1. The sky is very black. It is going to snow.
2. I am going to bake a cake tonight.
3. They are going to buy a new car tomorrow.

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

3. Grammar: future

Je gebruikt to be (am/are/is) + going to + hele werkwoord om aan te geven wat iemand van plan is of wanneer iets zeker zal gebeuren omdat er bewijs voor is.

1. We ___________ (watch) a movie later tonight.
2. Look at those clouds! It ___________ (rain). 
3. Vera and Max ___________ (buy) a house together.

Wat komt er op de lijntjes te staan?

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

3. Grammar: future

Je gebruikt to be (am/are/is) + going to + hele werkwoord om aan te geven wat iemand van plan is of wanneer iets zeker zal gebeuren omdat er bewijs voor is.

1. We are going to watch a movie later tonight.
2. Look at those clouds! It ___________ (rain). 
3. Vera and Max ___________ (buy) a house together.

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

3. Grammar: future

Je gebruikt to be (am/are/is) + going to + hele werkwoord om aan te geven wat iemand van plan is of wanneer iets zeker zal gebeuren omdat er bewijs voor is.

1. We are going to watch a movie later tonight.
2. Look at those clouds! It is going to rain. 
3. Vera and Max are going to buy a house together.

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

3. Grammar: future

Je gebruikt to be (am/are/is) + going to + hele werkwoord om aan te geven wat iemand van plan is of wanneer iets zeker zal gebeuren omdat er bewijs voor is.

What are you going to do after school today?

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

3. Grammar: word order

Welke woordvolgorde volgt een zin in het Engels ook al weer?

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Wie doet wat waar wanneer

            Ow              ww              lv             plaats                    tijd

3. Grammar: word order

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Wie doet wat waar wanneer

            Ow              ww              lv             plaats                    tijd

3. Grammar: word order

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

3. Grammar: word order

Wie doet wat waar wanneer

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

In het Engelse zin komt een plaatsbepaling vóór een tijdsbepaling.

I ran a marathon in New York last year.

We watched Mamma Mia 2 at home yesterday.

3. Grammar: word order

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

In het Engelse zin komt een plaatsbepaling vóór een tijdsbepaling.

Welke zin klopt er?

1. Ben went to the store an hour ago.

2. Ben went an hour ago to the store.

3. Grammar: word order

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

In het Engelse zin komt een plaatsbepaling vóór een tijdsbepaling.

Welke zin klopt er?

1. Ben went to the store an hour ago.

2. Ben went an hour ago to the store.

3. Grammar: word order

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

In het Engelse zin komt een plaatsbepaling vóór een tijdsbepaling.

Welke zin klopt er?

1. I drink coffee at work every day.

2. I drink coffee every day at work.

3. Grammar: word order

Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

In het Engelse zin komt een plaatsbepaling vóór een tijdsbepaling.

Welke zin klopt er?

1. I drink coffee at work every day.

2. I drink coffee every day at work.

4. Get to work!
Unit 4.2

Zelfstandig

- Alleen of in tweetallen

- Fluistertoon

- Elkaar helpen

- Muziek via Chromebook

Begeleiding

- Groepje met docent

- Samen vragen maken

- Extra ondersteuning

4. Get to work!

Do:  

Unit 4, lesson 2 writing

• Exercises 16 t/m 20 (wb p. 17)

Klaar?

- Practise more (online)

- Leren words / phrases (4.1 / 4.2)

How?

- Alleen of in tweetallen.

- Zachtjes overleggen.

- Op je eigen plek.

- Muziek via je Chromebook.

- Tot het einde van de les. 

5. Checking goals

• Wanneer gebruik je to be (am/are/is) + going to + hele werkwoord?
• Welke woordvolgorde houdt een zin in het Engels aan?

    6. Homework

Voor dinsdag 8 februari (6e uur):

Unit 4, lesson 2

Maken: Opdr. 16 t/m 20

Leren: Words & phrases (lesson 1 & 2)