Grammar U6

Grammar U6

Bezit: conclusion

1. Peter's car
   
   
2. The teachers' books
   
   
3.  the top of the mountain

verb: have to

	+	-
I / we / you / they	have to	don't have to
he / she / it	has to	doesn't have to

Have to

Have to

Has to

Don't have to

Doesn't have to

Bezit

Met ’s geef je aan dat iets van iemand of iets is.


ENKELVOUDS VORM

• Simon’s house

• My uncle’s car

• The rabbit’s ears

Bezit

Als een woord in het meervoud op –s eindigt, gebruik je alleen ’

• the girls’ shoes

• the teachers’ books

• my parents’ kitchen

Bezit

Als een woord in het meervoud niet op –s eindigt, gebruik je wel 's

Bezit

Je gebruikt ’s om tijd aan te geven:

• yesterday’s film

• next week’s game

• last month’s bingo night

...of...

Bij dingen gebruik je … of … om bezit aan te geven:

• The capital of Italy is Rome.

• The end of the film was boring.

• The door of the classroom was wide open

Conclusion

1. Peter's car
   
   
2. The teachers' books
   
   
3.  the top of the mountain

Ex. 7