V3 23 januari 2024

V3, le 20 janvier 2023
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

V3, le 20 janvier 2023

Slide 1 - Diapositive

Planning 20/1:
- Intro: DOM-TOM
- P.O. p. 125/ 126 "Préparer son brouillon" "Analyser une passation"_ à 2 personnes
- futur/ futur du passé (theorie + oef. op werkblad)

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

P.O. p. 125/126

Slide 4 - Diapositive

Futur (en futur du passé)
Met behulp vd futur kun je iets in de toekomst beschrijven. Je gebruikt in het Nederlands 'zal' of 'zullen'. 
Let op: waar je in het Nederlands 2 werkwoord(svorm)en  gebruikt, doe je dat in het Frans niet

"Marcel zal nooit Frans spreken"  >   "Marcel ne parlera jamais français"

Slide 5 - Diapositive

Korte uitleg vervoeging futur 
Stap 1: je neemt de infinitief (hele werkwoord) als stam:

chanter (zingen)
Stap 2: je voegt de uitgang van de futur toe.> vh ww avoir
Je chanterai, tu chanteras, il chantera, nous chanterons, vous chanterez, ils chanteront.

Vertaling: ik zal zingen, jij zal zingen, hij zal zingen, wij zullen zingen, jullie zullen zingen, zij zullen zingen 

Slide 6 - Diapositive

Regels voor andere werkwoorden: 
Bij werkwoorden op ‘-re’ laat je de -e vallen zodat de stam eindigt op een -r: het werkwoord rendre krijgt dan ‘rendr’ als stam (rendre): rendre, attendre, vendre worden je rendrai, tu attendras, il vendra.
Bij werkwoorden op ‘-oir’ valt de ‘oi’ weg: recevoir (ontvangen) krijgt ‘recevr’ als stam (recevoir): je recevrai. Devoir (moeten) wordt je devrai, enz......

Slide 7 - Diapositive

Onregelmatige ww (7)
Let op: hierbij kun je (ook) niet uitgaan van het hele werkwoord. Je moet hierbij de je-vorm leren om de andere vormen ook te maken. 
1. être = je serai                                    5. vouloir = je voudrai
2. avoir = j'aurai                                    6. pouvoir = je pourrai
3. faire = je ferai                                    7. venir = je viendrai
4. aller =  j'irai


Slide 8 - Diapositive

Futur du passé
Deze vorm gebruik je als je iets zegt met "zou/ zouden". Het drukt vaak een beleefdheidsvorm uit. Wat je vaak hoort in restaurants bv:

"Je voudrais un café, s'il vous plaît." => ik zou graag willen

Slide 9 - Diapositive

Futur du passé (2)
De uitgangen die je gebruikt bij deze vorm zijn de uitgangen van de imparfait:
je/ tu>                   -ais
il/ elle/ on>         -ait
nous>                   -ions
vous>                   -iez
ils/ elles>           -aient

Slide 10 - Diapositive

Au travail!
voir copies

A  tm C = HW

Slide 11 - Diapositive

Bon WE! :)

Slide 12 - Diapositive