UNIT 2 review 1BK

Welcome! Phone or Laptop at the ready please!
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welcome! Phone or Laptop at the ready please!

Slide 1 - Diapositive

Rangtelwoorden, wat waren dat ook alweer?
A
Gewone getallen (1, 2, 3)
B
Getallen die een volgorde aangeven (1ste, 2de, 3de)

Slide 2 - Quiz

Basisregel voor rangtelwoord in het Engels is:
A
Zet HT achter het getal
B
Zet TH achter het getal
C
Zet THT achter het getal
D
Zet HTH achter het getal

Slide 3 - Quiz

Wat is het rangtelwoord van zes?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het Engelse rangtelwoord van tien?

Slide 5 - Question ouverte

Krijgen alle rangtelwoorden er TH achter ?
A
NEE
B
JA

Slide 6 - Quiz

Welke getallen hieronder passen NIET bij de TH-regel?

A
1, 2, 3
B
5, 9, 12
C
8, 20
D
Allemaal

Slide 7 - Quiz

Schrijf het rangtelwoord op:
8

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf het rangtelwoord op:
12

Slide 9 - Question ouverte

Geef zelf nog een voorbeeld van een uitzondering

Slide 10 - Question ouverte

Wat is belangrijk bij het schrijven van dagen en maanden in het Engels?

Slide 11 - Question ouverte

Hoe schrijf je dinsdag en donderdag in het Engels?
A
tuesday, tursday
B
Theusday, Thursday
C
thuesday, thursday
D
Tuesday, Thursday

Slide 12 - Quiz

Schrijf de volgende datum in het Engels
Het is 17 januari.

Slide 13 - Question ouverte

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het een heel uur is?

Slide 14 - Question ouverte

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het vijf uur is?
A
It is five hours.
B
It is fifth the clock.
C
It is five the clock.
D
It is five o'clock.

Slide 15 - Quiz

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het kwart over is?

Slide 16 - Question ouverte

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het kwart voor is?

Slide 17 - Question ouverte

Klokkijken
1) Kwart over 10 =
2) Kwart voor 3 =
A
1) a quarter to ten, 2) a quarter past three
B
1) a quarter over ten, 2) a quarter to three
C
1) a quarter past ten 2) a quarter to three
D
1) a quarter over ten, 2)a quarter before three

Slide 18 - Quiz

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het half (uur) is?

Slide 19 - Question ouverte

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het half 2 is?
A
It is half to two.
B
It is half past two.
C
It is half past one.
D
It is one thirty o'clock.

Slide 20 - Quiz

Aan welke kant van de klok horen deze woorden?
VOOR
OVER
PAST
TO

Slide 21 - Question de remorquage

quarter past three
quarter to three
quarter o'clock
quarter to twelve
quarter past twelve

Slide 22 - Question de remorquage

one clock
one hour
one o'clock
half past twelve
five past twelve

Slide 23 - Question de remorquage

ten past seven
seven past ten
seven o'clock
two past seven
two o'clock

Slide 24 - Question de remorquage

The Clock 

Slide 25 - Diapositive

Schrijf de volgende 2 tijden op in het Engels.
8.20
14.35 (hier moet je rekenen!)

Slide 26 - Question ouverte

Time is a.m.
Time is p.m.
14.00 uur
03.00 uur
19.00 uur
11.00 uur

Slide 27 - Question de remorquage

Time is a.m.
Time is p.m.
04.00 uur
17.00 uur
10.00 uur
20.00 uur

Slide 28 - Question de remorquage

Wat betekent have (got)?
A
zijn
B
hebben gehad
C
hebben
D
krijgen

Slide 29 - Quiz

Hebben heeft in het Nederlands 4 vormen:
(ik) HEB, (jij) HEBT, (hij, zij het) HEEFT, (wij, jullie, zij) HEBBEN.

Hoeveel en welke in het Engels?

Slide 30 - Question ouverte

'Have got' gebruik je bij:
A
I, You, He, She, It
B
He, She, It
C
You, He, We, They
D
I, You, We, They

Slide 31 - Quiz

'Has got' gebruik je bij:
A
I, You, He, She, It
B
He, She, It
C
You, He, We, They
D
I, You, We, They

Slide 32 - Quiz

has got of have got?
A
They has got a big house
B
They have got a big house

Slide 33 - Quiz

has got of have got?
A
She have got brown hair
B
She has got brown hair

Slide 34 - Quiz

My uncle and aunt ______ a problem.
(has got/have got)

Slide 35 - Question ouverte

Brian ______ a present
(has got / have got)

Slide 36 - Question ouverte