in deze bloedvaten vindt uitwisseling van stoffen met het omliggende weefsel plaats.
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 21 - Quiz
Deze bloedvaten hebben een dikke elastische wand.
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 22 - Quiz
deze bloedvaten liggen diep in het lichaam
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Diapositive
Hart en vaatziekten
Dit zijn alle aandoeningen aan het hart of de bloedvaten.
Bloedvaten kunnen verstopt raken door:
trombose
cholesterol ( vettige stof die vooral in dierlijke voedingsmiddelen zit)
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
bst 5 het bloed
bloedplasma
rode bloedcellen
witte bloedcellen
bloedplaatjes
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Vidéo
Slide 30 - Diapositive
haarvat en lymfevat
lymfevatenstelsel
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Vidéo
D-toets
Slide 33 - Diapositive
Hoe loopt de kleine bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart
Slide 34 - Quiz
Sommige soorten slangengif kunnen stolling van het bloed in de bloedvaten tot gevolg hebben.
Welke bloeddeeltjes spelen de belangrijkste rol bij de bloedstolling?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma
Slide 35 - Quiz
Hartfalen wordt behandeld met medicijnen. De hoeveelheid medicijnen hangt af van de bloeddruk van de patiënt. Om voortdurend de bloeddruk te meten kan een apparaatje aangebracht worden in het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert.
Hoe heet het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert? En behoort dit bloedvat tot de kleine of tot de grote bloedsomloop?
A
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de kleine bloedsomloop.
B
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de grote bloedsomloop.
C
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de kleine bloedsomloop.
D
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de grote bloedsomloop.
Slide 36 - Quiz
Het gehalte aan cholesterol in het bloed kan een rol spelen bij het ontstaan van vernauwing in bloedvaten. Cholesterol is een bepaald type vet. Cholesteroldeeltjes kunnen in de wand van bloedvaten terechtkomen. Bepaalde bloeddeeltjes nemen dit cholesterol in zich op, net zoals ze ziekteverwekkers onschadelijk maken.
Hoe heten deze bloeddeeltjes?
A
bloedplaatjes
B
bloedplasma
C
rode bloedcellen
D
witte bloedcellen
Slide 37 - Quiz
De kans op het knappen van een zwakke plek is in de aorta veel groter dan in een holle ader.
Waardoor wordt dit veroorzaakt?
A
De bloeddruk in de aorta is veel hoger dan in een holle ader.
B
De wand van de aorta is dunner dan de wand van een holle ader.
C
Het bloed in de aorta bevat meer zuurstof dan dat in een holle ader.
Slide 38 - Quiz
Thalassemie is een zeer ernstige bloedziekte die het gevolg is van afwijkende rode bloedcellen. De ziekte wordt veroorzaakt door een recessief gen. Iemand die heterozygoot is voor dit gen, wordt een drager genoemd. Een drager heeft meestal voldoende gezonde rode bloedcellen en heeft de ziekte in een minder ernstige vorm.
Waar in het lichaam worden rode bloedcellen gemaakt?
A
lever
B
hart
C
ruggenmerg
D
beenmerg
Slide 39 - Quiz
in welke lichaamsvloeistof zitten rode bloedcellen?
A
weefselvocht
B
lymfevocht
C
bloedplasma
D
urine
Slide 40 - Quiz
Welke vorm van oedeem wordt veroorzaakt door een te lage osmotische waarde van het bloedplasma?
A
ouderdomsoedeem
B
parasitaire oedeem
C
hongeroedeem
Slide 41 - Quiz
Een bloedpropje bevind zich in de armslagader in welk orgaan zal het propje een verstopping veroorzaken?
A
de arm
B
de hand
C
de longen
D
het hart
Slide 42 - Quiz
welke bestanddelen van het bloed worden in de lymfeklieren gemaakt?