Klas 3 periode 3 - formatieve toets

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

1. Yo _______(conducir) el coche.

2. Kies de juiste vervoeging van het werkwoord:
La tienda _________ (ofrecer) rebajas

1. ofrezco
2. ofrece

3. Ellas ______________ (naar bed gaan) a las once.

1. se acostan
2. se acuestan
3. les acuestan
4. se acuesta

4. ¿Qué hora es?

5. ¿Qué hora es?

6. Het is ... uur vertaal je met son las ....
Behalve bij 1 uur, dan vertaal je met es la...
(want 1 is enkelvoud, 2 t/m 12 is meervoud)

1. verdadero
2. falso

7. Het is ... uur vertaal je met es la/son las ....
Om .... uur vertaal je met a la/a las.......

1. verdadero
2. falso

8. Vertaal wat tussen haakjes staat:
(om drie uur) terminan mis cases. (geen hoofdletters of punten)

9. Vertaal wat tussen haakjes staat:
Salgo de casa (om half negen)
(geen hoofdletters en punt)

10. Trappen van vergelijking
Jouw auto is net zo mooi als de mijne.

1. tanto bonito que
2. tan bonito que
3. tan bonito como
4. tanto bonito como

11. Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling
Jouw cijfer is beter dan mijn cijfer.

1. más buena que
2. mejor que
3. peor que
4. mucho bueno que

12. Vertaal wat tussen haakjes staat:
Ana es tan (knap als) Maribel

13. Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling.
Een koffie is net zo duur als een thee.

1. tanto caro como
2. menos caro como
3. más caro que
4. tan caro como

14. Vertaal wat tussen haakjes staat:
Mi padre es (rustiger dan) mi madre

* rustig = tranquilo

15. Vervoeg levantarse in de ik-vorm
(geen hoofletter of punt)

18. Vervoeg ponerse in de vosotros vorm

19. Vervoeg acostarse in de ik vorm(let op o wordt ue)

20. Vertaal: Ik heb me gedoucht
(begin de zin met een hoofdletter)

21. Vertaal: Jij hebt je aangekleed
(Begin de zin met een hoofdletter)