Examentraining les 2

Examentraining les 2 - 4F
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Examentraining les 2 - 4F

Slide 1 - Diapositive

Planning:
  • Herhaling Meerkeuzevragen, Gatenvragen
  • Beweringsvragen, Citeervragen, Open vragen
  • Leesstrategieën
  • Verder maken examen


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive


A
Ordinary
B
Outmoded
C
Valuable

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive


A
Even though
B
Knowing that
C
Provided that

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Is je eigen mening belangrijk bij een beweringsvraag? Waarom wel/niet?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

In welke taal moet je het examen invullen?

Slide 14 - Question ouverte

Leesstrategieën:
  1. Aan het einde van de les weet je welke leesstrategieën er zijn.
  2. Aan het eind van de les begrijp je wanneer je welke leesstrategie moet gebruiken.
  3. Aan het eind van de les kun je de leesstrategieën gebruiken.

Slide 15 - Diapositive

Manieren van lezen - wat weet je al?

Slide 16 - Carte mentale

Is het handig om tijdens het examen bij iedere vraag de hele tekst te lezen?

Slide 17 - Question ouverte

1: Voorspellen
  • Je kijkt naar de de titel, tussenkopjes en plaatjes
  • Je weet dan al iets van de tekst zonder echt te lezen
  • Dit doe je eigenlijk al bij iedere tekst
  • Activeert je voorkennis over het onderwerp

Slide 18 - Diapositive

2: Skimmen
  • Je kijkt of de tekst antwoord heeft op jouw vragen
  • Wordt ook wel 'scannen' genoemd
  • bijv: How old is Nicky? Je kunt nu zoeken naar getallen of het woord Nicky
  • Lees de titel, bekijk de plaatjes en eventuele kopjes
  • Lees de inleiding
  • Lees de rest van de tekst, zonder woorden op te zoeken

Slide 19 - Diapositive

3: Voorkennis gebruiken
  • Als je al iets weet over een onderwerp, hoef je niet alle woorden te kennen om toch een vraag te beantwoorden
  • Let op: gebruik dit niet bij vragen over wat iemand ergens van vindt of over denkt

Slide 20 - Diapositive

4: Structuur ontdekken en gebruiken

  • Bij veel vragen moet je verbanden tussen tekstdelen herkennen
  • Zorg dat je signaalwoorden herkent en begrijpt
  • Conclusie, herhaling, verwijzing, voorbeeld

Slide 21 - Diapositive

5: Gedetailleerd lezen

  • Bij sommige vragen moet je een korte tekst of een deel van een tekst gedetailleerd lezen
  • Bij dit soort vragen moet je het tekstgedeelte uitbreid lezen en verbanden proberen te leggen
  • Dit doe je dus lang niet bij elke tekst!

Slide 22 - Diapositive

6: Context gebruiken

  • Je kunt niet alle woorden altijd in het woordenboek vinden (omdat het te nieuw is, of zelfbedacht), bijvoorbeeld een woord over corona
  • De betekenis kun je vaak raden uit de woorden er omheen 

Slide 23 - Diapositive

Which 'reading strategies' can you improve?

Slide 24 - Carte mentale

Zelf werken:
Maak het examen af tot en met tekst 7

Slide 25 - Diapositive

Wat voor teksten krijg je NIET op het CE?
A
teksten uit folders / reisgidsen
B
formulieren of advertenties
C
sprookjes of verhalen
D
teksten uit tijdschriften

Slide 26 - Quiz

Waar komen de teksten uit het CE vandaan?
A
van het internet
B
uit kranten en tijdschriften
C
speciaal geschreven voor het examen

Slide 27 - Quiz

Wat is een tabloid krant?
A
serieuze krant
B
roddelkrant

Slide 28 - Quiz

Wat is een broadsheet krant?
A
serieuze krant
B
roddelkrant

Slide 29 - Quiz

Signaalwoorden
Een signaalwoord of  verbindingswoord is een woord of woordgroep waarmee een verband wordt aangegeven tussen twee alinea's, zinnen of deelzinnen. 

Slide 30 - Diapositive

Kan je zelf in het Nederlands een signaalwoord bedenken?

Slide 31 - Carte mentale

Welk woord past het best in het zwarte blokje?
A
but
B
if
C
and
D
like

Slide 32 - Quiz

'like' wordt gebruikt om een voorbeeld te geven. Het betekent zoals. 

Slide 33 - Diapositive

Welke voorbeelden worden er in de tekst genoemd van het gebruik van social media?

Slide 34 - Question ouverte

I like coffee, .... my friend prefers tea.
A
and
B
but
C
so
D
for

Slide 35 - Quiz

I like coffee, but my friend prefers tea.
Dit is een..................
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling
D
conclusie

Slide 36 - Quiz