woorden omgang en maatschappij

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is afval scheiden
A
afval per kleur sorteren
B
afval mag in alle bakken dus dit bestaat niet
C
het splitsen van afval in aparte bakken
D
afval in de leegste bak gooien

Slide 2 - Quiz

de gft-container is...
A
een rode bak
B
de afvalbak voor groente- fruit- en tuinafval
C
voor chemisch afval
D
is voor plastic

Slide 3 - Quiz

de bijnaam
A
een verzonnen naam, die mensen soms voor je gebruiken
B
je tweede naam
C
een naam waarmee je geboren bent

Slide 4 - Quiz

de discriminatie
A
iets wat je samen met andere mensen hebt of deelt
B
een bepaalde groep mensen oneerlijk behandelen
C
overdreven vriendelijk doen tegen iemand
D
de oneerlijke behandeling van een bepaalde groep mensen

Slide 5 - Quiz

discrimineren
A
een bepaalde groep mensen oneerlijk behandelen
B
iets hetzelfde hebben als iemand anders
C
graag willen leren van anderen
D
een naam die je gebruikt om iemand te beledigen

Slide 6 - Quiz

gemeenschappelijk
A
overdreven vriendelijk doen tegen iemand
B
iets hetzelfde hebben als iemand anders
C
iets wat je samen met andere mensen hebt of deelt
D
een lieve, andere naam die je voor iemand gebruikt

Slide 7 - Quiz

iemand vleien
A
overdreven vriendelijk doen tegen iemand
B
aardig zijn tegen iemand
C
verliefd zijn op iemand

Slide 8 - Quiz

iets gemeen hebben
A
iets wat je samen met andere mensen hebt of deelt
B
beste vrienden zijn
C
je hebt het gezellig met elkaar
D
iets hetzelfde hebben als iemand anders

Slide 9 - Quiz

kwetsen
A
iemand verdrietig maken of beledigen door akelige dingen te zeggen of doen
B
iemand slaan
C
iemand uitnodigen voor een feestje
D
tegen iemand liegen

Slide 10 - Quiz

openstaan voor ideeën
A
naar niemand luisteren
B
graag willen leren van anderen
C
luisteren naar anderen
D
de baas spelen

Slide 11 - Quiz

de scheldnaam
A
de bijnaam
B
een naam die je gebruikt om iemand te beledigen
C
iets aardigs over mensen zeggen

Slide 12 - Quiz

de troetelnaam
A
een lieve, andere naam die je voor iemand gebruikt
B
de scheldnaam
C
een kleine ruzie

Slide 13 - Quiz

het vooroordeel
A
zonder na te denken iets zeggen
B
iemand plagen
C
een mening over iets of iemand, zonder dat je ook weet of het echt zo is
D
heel erg aardig zijn

Slide 14 - Quiz

de woordenwisseling
A
een gesprek
B
een interview
C
een grote ruzie
D
een kleine ruzie

Slide 15 - Quiz