par 4 De handel groeit weer

Hoofdstuk 3 Kastelen, kloosters en steden
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 3 Kastelen, kloosters en steden

Slide 1 - Diapositive

§3.4 De handel groeit weer

Slide 2 - Diapositive

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)

Slide 3 - Diapositive

Planning
 
  - Leerdoelen
  - Uitleg
  - Herhaling paragraaf 1 t/m 4 d.m.v. quiz
  - Afsluiten

Slide 4 - Diapositive

Late Middeleeuwen
  • Tijd van Steden en Staten (1000-1500)

  • Het is 'veiliger' en 'rustiger'
  • Er komt meer handel
  • Geld komt weer terug
  • Bevolking groeit
  • Er ontstaan steden
  • Macht van de steden neemt toe
  • De adel krijgt (soms) minder macht
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 5 - Diapositive

Steden en handel
  • Door drieslagstelsel + ontginnen kon de oogst stijgen
  • Er was meer voedsel --> bevolking steeg + meer voedsel over om te ruilen
  • Voedsel ruilen --> kruispunten wegen + rivieren 
  • Ook bij kloosters en kastelen 
  • Daar ontstonden dorpjes met handelaren + ambachtslieden
  • Sommige groeiden uit tot steden 

Slide 6 - Diapositive

Steden ontstaan
  • Handelaren komen vaak op dezelfde plek: om te overwinteren en hun spullen op te slaan.
  • Deze plekken liggen op een goede plek: kruispunten van wegen en/of rivieren, meestal in de buurt van een kasteel of klooster
  • Op deze plekken waren vaak al jaarmarkten
  • Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden.
  • Stadsrecht, schout en schepenen.
Steden ontstaan

Slide 7 - Diapositive

  Lesdoelen
  • Je kan de 4 sociale lagen in een middeleeuwse stad benoemen
  • Je kan uitleggen wat een gilde is
  • Je kan twee functies noemen van de regels van de gildes
  • Je kan uitleggen wat stadsrechten zijn
  • Je kan de taken noemen van de schout en de schepenen

Slide 8 - Diapositive

  Leven in een stad
  • Mensen die wonen in de stad: burgers
      4 sociale lagen:
  • 1 --> Rijke kooplieden + Meesters van een gilde
  • 2 --> Winkeliers en ambachtslieden
  • 3 --> Mensen zonder vast werk
  • 4 --> oude of zieke mensen (konden niet werken)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

  Leven in de stad
  • Mensen met hetzelfde beroep werkte samen in een gilde 
  • Je moest lid zijn van zo'n gilde om je werk te mogen doen
  • Beroep leren --> Leerling bij een meester 
  • Als je goed was --> gezel (ambachtsman in dienst van   meester) 
  • Als je meester wilde worden moest je een meesterproef     afleggen --> lid gilden --> eigen werkplaats beginnen

Slide 11 - Diapositive

Van leerling 
tot meester
  • Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.

  • Hiervoor moet je eerst meester worden:
  1. Je begon al erg jong als leerling;
  2. Daarna werd je gezel;
  3. En pas als je meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar!
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.

Slide 12 - Diapositive

Functies van een gilde
  • In het gilde stelden de meesters samen regels op. Deze regels hadden twee functies:
1. Economische functie: De meesters maakten afspraken over de prijs en kwaliteit van de producten en zorgden er zo voor dat leden van een gilde niet met elkaar concurreerden.

2. Sociale functie: De leden van een gilde hadden afgesproken elkaar te steunen bij overlijden of ziekte.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Het bestuur van de stad
  • Al snel kregen de steden stadsrechten van de heer. Hierdoor kon de stad eigen wetten en regels maken. Bijv. een stadsmuur te bouwen.
  • Vaak zaten rijke mensen in het bestuur. Arme mensen hadden geen inspraak.

  • In ruil voor het stadsrecht betaalden de inwoners van de steden belasting aan de heer. Sommige steden werden door de handel heel rijk en machtig.

Slide 15 - Diapositive

 Bestuur van de stad 
  • Eerst bestuurd door Heer
  • Heer 'verkocht' al snel stadsrechten = Het recht van de burgers van een stad om zichzelf te besturen. De burgers konden hun eigen regels en wetten maken.
  • Elke stad had eigen rechtbank --> bestond uit schout en schepenen 
  • Schout = voorzitter rechtbank. Schepenen = soort rechters 

Slide 16 - Diapositive

Controle vragen 
  • Wat zijn de vier sociale lagen?
  • Wat is een gilde? 
  • Wat zijn meesters en gezellen? 
  • Wat is de functie van de regels die de gildes maakte?
  • Wat zijn stadsrechten?
  • Wat is een schout en wat zijn schepenen?

Slide 17 - Diapositive

Welke grote godsdienst ontstond in de middeleeuwen?
A
Het Hindoeïsme
B
Het jodendom
C
Het christendom
D
De islam

Slide 18 - Quiz

De islam is ontstaan...
A
tussen 600 en 700 in het Byzantijnse Rijk
B
tussen 500 en 600 op het Arabisch schiereiland
C
tussen 600 en 700 op het Arabisch schiereiland
D
tussen 500 en 600 in de buurt van Istanboel

Slide 19 - Quiz

De islam is een van de drie belangrijkste wereldgodsdiensten.
Wie was de belangrijkste profeet van de islam?
A
Jezus
B
Mohammed
C
Christus
D
Kalief

Slide 20 - Quiz


Wat is niet een van de vijf zuilen 
van de islam?
A
Eén keer in je leven naar Mekka gaan
B
Geloven in een god, Allah
C
Geld geven aan arme mensen
D
Vier keer per dag bidden

Slide 21 - Quiz

Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Als een gildelid ziek is, zorgen de andere leden voor hem en zijn gezin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Een boer is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Een marktkoopman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Als je goed genoeg was, moest je de ???? afleggen. Dat was een soort examen. Als je slaagde, mocht je lid worden van het gilde.
Welk woord moet er op de vraagtekens staan?
Laatste vraag
A
gilde
B
meester
C
meesterproef
D
leerling

Slide 27 - Quiz

Waterpoort. Deze poort wordt vooral gebruikt door mensen die via het water de stad willen bereiken. Deze poort is minder verdedigt en wordt in tijdens van nood gebarricadeerd met houten balken. 
Noorderpoort
De stadspoort aan het noorden van de stad. Belangrijkste poort, die afgesloten kan worden in tijden van aanval.
Zuiderpoort. De poort aan de zuidzijde van de stad. Is vooral toegankelijk voor voetgangers, minder voor karren. De poort kan afgesloten worden tijdens een aanval. 
Kathedraal
Deze grote kerk is de grootste kerk in de omgeving. De bisschop van het gebied zeteld hier dan ook. De stedelingen hebben lang, bijna 300 jaar gebouwd aan hun kerk. De kerk is het middelpunt van het sociale leven in de stad. Iedereen, arm en rijk, komt hier bijeen voor de diensten. 
Marktplein
Het centrale plein als het gaat om handel en middel van bestaan. Hier verdienen de meeste stedelingen hun brood... en kopen het. Op het plein staan kraampjes van boeren en om het plein de werkplaatsen van de ambachtslieden. 
Waterput
Het belangrijkste waterpunt in de stad. Hieruit kun je water halen voor al gebruik. 
Stadhuis
Hier zeteld het bestuur van de stad: de schout en schepenen. Maar de rechtbank en de cellen voor misdadigers vind je hier. Alles wat met betuur en rechtspraak te maken heeft onder een dak. 
Gasthuis.
Een soort kruising tussen een armneopvang en een ziekenhuis. Betaald door de rijken, gerund door de geestelijkheid en voor de armen. Zij kunnen hier hulp krijgen: voeding, onderdak, gezondheidszorg. 
Koopmanshuizen met grote binnentuin
De koopmanshuizen zijn veruit de grootste huizen in de stad. Vaak van duurder en doorzamer materiaal gemaakt (bv. steen). De koopmans-huizen fungeren vaak als pakhuis en (luxe) woonhuis. 
Vleesmarkt
Kleinere markt, waar vleesproducten werden veerkocht. De werkplaatsen van de vleeshouwers staan om de markt heen. 
Botermarkt
Kleine markt waar zuivelproducten werden verkocht. 
Vismarkt
Kleine markt waar vis door vissers werd verkocht.
Taks.
Een tolhuis. Aan iedere vreemdeling die de stad binnenkwam werd een bijdrage gevraagd
Smidstraat.
Hier hebben de smeden zich verzameld. Zij hebben hier hun werkplaatsen, met meestal hun huizen daaraan vast. 
Beestenmarkt
Kleine markt waarbij (meestal kleine) dieren werden verhandeld
Abdij / klooster
Binnen de stad ligt ook vaak een klooster. Hier leven monniken of nonnen hun eigen leven. Zij hebben wel vaak belangrijke publieke functies in de stad: leraar, verpoleegster, schrijver, etc.
Houtstraat
Aan deze straat wonen en werken ambastlieden die hout hun middel van bestaan hebben gemaakt. 
Binnenboeren
Dit zijn boeren die ook poorters zijn: zij zijn boeren binnen de stadsmuren. Vaak kleine bedrijfjes met maar weinig dieren. Maar zeer belangrijk in tijd van beleg, om de stad te beschermen voor uithongering
Rivier.
Belangrijke bron van water: drinkwater, waswater, bluswater, urinoir, etc.
Schavot
Publiekelijke schandplaats voor misdadigers. Meestal is het een standaard met een plank op een verhoging. Tussen die plank wordt iemand een bepaalde periode neergezet. Het staat niet fijn, maar het is vooral een plek waar iedereen je kan zien als misdadiger. 
Herberg
Een soort hotel/restaurant van de middeleeuwen. Het is een groot gebouw (meestal met stal), waar vreemdelingen kunnen overnachten, eten en rusten. Maar in de kamers kan natuurlijk meer...
Waag.
Hier worden goederen gewogen voor de verkoop. Omdat er maar een officieel punt van wegen is, is dat voor iedereen gelijk, 
Wisselbeurs
Bankgebouw, waar je verzekeringen kunt afsluiten. Je kunt er de wisselbrief inruilen. Je kunt er geld in bewaring geven. 

Slide 28 - Diapositive