2: Woorden en hun betekenissen

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet welke strategieën je kunt toepassen om de betekenis van een woord te raden;
  • Je kan de betekenis van nieuwe woorden raden met behulp van woordraadstrategieën;
  • Je kan uitleggen wanneer je een bepaalde woordraadstrategie gebruikt;
  • Je kan zelf zinnen bedenken waarin je de betekenis van nieuwe woorden laat zien.. 

Slide 2 - Diapositive

Maar eerst even terug naar de vorige les...

Slide 3 - Diapositive

Welke twee betekenissen van "geletterd" ken je?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is een analfabeet?

Slide 5 - Question ouverte

Wat betekent digitale geletterdheid ook alweer?

Slide 6 - Question ouverte

2: Woorden en hun betekenissen, blz. 12

Slide 7 - Diapositive

Woordraadstrategieën
Hoe meer woorden je kent, hoe meer je begrijpt. Soms vraag je de betekenis, soms zoek je het op en soms gebeurt het vanzelf doordat je hersenen de betekenis uit de rest van de zin of tekst, de context, afleiden. Hier zijn strategieën voor:
Een woord wordt uitgelegd in de zin waarin het woord staat. 
Nanno is een ontzettende hypochonder want hij denkt de hele tijd dat hij erge ziektes heeft. 
Een hypochonder is iemand die denkt dat hij erge ziektes heeft. 
Er staat een synoniem in de buurt. 
Mijn vader was furieus, ik heb hem nog nooit zó kwaad gezien. 
Furieus betekend heel erg boos. 
Er staat een tegenstelling in de buurt. 
De negatieve recensies verbaasden de makers van het spel, die juist goede reacties hadden verwacht. 
Negatief is tegengesteld van goede. Juist geeft dit aan. 
Het woord is een samenstelling.
Dit boek is een geesteskind van deze schrijver. 
Kind ken je. Geesteskind geeft aan dat het iets is wat de schrijver heeft voortgebracht. 
De betekenis is af te leiden uit een voor- of achtervoegsel. 
De docent klaagde over de inactieve houding van Anne. 
Actief ken je wel. Het voorvoegsel in- geeft een tegenstelling aan. 
Het woord lijkt op een woord dat je wel kent, bijvoorbeeld uit een andere taal. 
Er is een sterk causuaal verband tussen de tijd die je besteed aan het leren voor een toets en het cijfer dat je ervoor haalt. 
Je herkent cause/because wat aangeeft dat het om een oorzaak gaat. 

Slide 8 - Diapositive

1THa hier verder

Slide 9 - Diapositive

Welke woordraadstrategieen ken je nog van de vorige les?

Slide 10 - Question ouverte

1thb wo 20-11

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Lien

Woordraadstrategieën
Hoe meer woorden je kent, hoe meer je begrijpt. Soms vraag je de betekenis, soms zoek je het op en soms gebeurt het vanzelf doordat je hersenen de betekenis uit de rest van de zin of tekst, de context, afleiden. Hier zijn strategieën voor:
Een woord wordt uitgelegd in de zin waarin het woord staat. 
Nanno is een ontzettende hypochonder want hij denkt de hele tijd dat hij erge ziektes heeft. 
Een hypochonder is iemand die denkt dat hij erge ziektes heeft. 
Er staat een synoniem in de buurt. 
Mijn vader was furieus, ik heb hem nog nooit zó kwaad gezien. 
Furieus betekend heel erg boos. 
Er staat een tegenstelling in de buurt. 
De negatieve recensies verbaasden de makers van het spel, die juist goede reacties hadden verwacht. 
Negatief is tegengesteld van goede. Juist geeft dit aan. 
Het woord is een samenstelling.
Dit boek is een geesteskind van deze schrijver. 
Kind ken je. Geesteskind geeft aan dat het iets is wat de schrijver heeft voortgebracht. 
De betekenis is af te leiden uit een voor- of achtervoegsel. 
De docent klaagde over de inactieve houding van Anne. 
Actief ken je wel. Het voorvoegsel in- geeft een tegenstelling aan. 
Het woord lijkt op een woord dat je wel kent, bijvoorbeeld uit een andere taal. 
Er is een sterk causuaal verband tussen de tijd die je besteed aan het leren voor een toets en het cijfer dat je ervoor haalt. 
Je herkent cause/because wat aangeeft dat het om een oorzaak gaat. 

Slide 13 - Diapositive

Welke woordraadstrategie lijkt jou het fijnst?

Slide 14 - Question ouverte

Waarom zijn woordraadstrategieën belangrijk?
A
Ze verbeteren de spellingvaardigheden van de lezers.
B
Ze zorgen ervoor dat lezers snel kunnen lezen zonder woorden te raden.
C
Ze vergroten de woordenschat van de lezers.
D
Ze helpen lezers om betekenis uit de tekst te halen, zelfs als ze niet alle woorden kennen.

Slide 15 - Quiz

Wat is een 'synoniem' en
hoe vind je die in een tekst?

Slide 16 - Carte mentale

Slide 17 - Vidéo

Wat is een synoniem voor illustratie?
A
Tekst
B
Plaatje
C
Titel
D
Slot

Slide 18 - Quiz

Wat is een tegenstelling van 'altijd'?
A
af en toe
B
soms
C
vaak
D
nooit

Slide 19 - Quiz

Wat is een tegenstelling?
A
Warm en heet
B
Warm en koud
C
Politie en agent
D
vlug en gauw

Slide 20 - Quiz

Wat is een woord met een voorvoegsel?
A
hergebruiken
B
smakeloos

Slide 21 - Quiz

Een voorbeeld van achtervoegsels zijn:
A
ongevaarlijk
B
monoloog
C
wantrouwen
D
vindingrijk

Slide 22 - Quiz

Toepassing
In onderstaande zinnen heeft het woord koken verschillende betekenissen. Welke twee zijn dit?
Hoe weet je met welke betekenis van het woord koken je te maken hebt?
Weet je zelf een woord met twee betekenissen?

-Papa staat te koken; het hele huis ruikt naar pompoensoep.
-Papa staat te koken; ik heb hem nog nooit zo kwaad gezien. 

Slide 23 - Diapositive

Checkvraag:
Wat wordt bedoeld met de context van een (onbekend) woord?

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Diapositive

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive

Aan de slag! 
voor maandag 25 november, 5e uur:

H2. Woorden en hun betekenissen, blz. 12


Leren: theorie blz. 13
Maken: opdracht 2 tm 10

Klaar? Ga dan aan de slag met je woordenschat:

timer
15:00

Slide 28 - Diapositive