1.1 Jij raadpleegt een Engelstalige tekst (over product- en/of bedrijfsinformatie) ter voorbereiding op het maken van een presentatie in het Engels.
1.2 Jij maakt een korte presentatie in het Engels (over product- en/of bedrijfsinformatie).
1.3 Jij voert een zakelijk gesprek met een klant in het Engels. Het gesprek is gericht op promotie/verkoop.
1.4 De kandidaat luistert naar een Engelstalige klant tijdens een zakelijk gesprek.