Les 2.3 Reclame

Wie bepaalt er bij jullie thuis wat er gegeten wordt?
1 / 26
suivant
Slide 1: Question ouverte
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wie bepaalt er bij jullie thuis wat er gegeten wordt?

Slide 1 - Question ouverte

Wat vind je het leukste reclamefilmpje die je kent van tv/internet

Slide 2 - Question ouverte

Wat vind je het irritanste reclamefilmpje die je kent van tv/internet

Slide 3 - Question ouverte

GARANTIE DUURT MINIMAAL 3 JAAR
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 4 - Quiz

OP ELK PRODUCT DAT JE IN EEN WINKEL KOOPT KRIJG JE GARANTIE
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 5 - Quiz

EEN VERGELIJKEND WARENONDERZOEK IS EEN ONDERZOEK NAAR:
A
VERSCHILLENDE PRODUCTEN
B
DEZELFDE SOORT PRODUCTEN

Slide 6 - Quiz

EEN VERGELIJKEND WARENONDERZOEK MAAKT RECLAME VOOR EEN PRODUCT
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 7 - Quiz

CONSUMENTENORGANISATIES GEVEN ONAFHANKELIJKE INFORMATIE OVER EEN PRODUCT
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 8 - Quiz

GEBRUIKERSREVIEWS ZIJN ONAFHANKELIJK
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 9 - Quiz

DE CONSUMENTENBOND IS GEEN CONSUMENTENORGANISATIE
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 10 - Quiz

ANWB IS EEN CONSUMENTENORGANISATIE
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 11 - Quiz

Technologische ontwikkeling is:
A
producten worden kleiner
B
producten worden sneller
C
producten worden beter
D
A,B,C zijn alle drie goed

Slide 12 - Quiz

Wat is sociale beïnvloeding?
A
Dat mensen om je heen invloed hebben op je keuze
B
Dat mensen om je heen een product afraden of aanraden.
C
Dat jij je mening geeft over een product, thuis of bij je vrienden
D
A, B, C, zijn alle drie goed

Slide 13 - Quiz

Wat is zelfvoorziening?
A
Dat je je zelf voorziet
B
Wanneer je zelf in jouw behoeften voorziet door producten te kopen
C
Zelf groenten verbouwen, zelf je huis schilderen, zelf jam maken.
D
Wanneer je in jouw behoeften voorziet door eigen gemaakte producten

Slide 14 - Quiz

Wat is een bestedingspatroon?
A
Jongeren geven geld anders uit dan ouderen
B
Ouderen geven meer geld uit dan jongeren
C
Snoep, frisdrank, alcoholische drank, kleding, uitgaan, smartphoon etc.
D
Waar mensen hun geld aan uitgeven

Slide 15 - Quiz

Wat is een prioriteitenlijst
A
Een lijst met jouw behoeften
B
Een lijst met daarop jouw beste muziek
C
Een lijst met jouw behoeften de belangrijkste staat bovenaan
D
Een lijst met je verwachte inkomsten en uitgaven.

Slide 16 - Quiz

Consumeren is:
(kies het meest juiste antwoord)
A
Het kopen van goederen en diensten om in je behoeften te voorzien
B
Het kopen van diensten
C
Het kopen van goederen
D
Het kopen van goederen en diensten

Slide 17 - Quiz

Bij welk antwoord staan alleen diensten?
A
een concert van Jan Doddema , naar de kapper gaan, een taxirit
B
een iPhone, een economieles, een leesboek
C
een voetbal, naar de kapper gaan, een horloge
D
Geen antwoord is goed

Slide 18 - Quiz

Goederen zijn hetzelfde al diensten
A
dat is waar
B
dat is niet waar
C
dat kan waar zijn maar hoeft niet zo te zijn

Slide 19 - Quiz

Wat geldt voor een overige behoefte
A
Die is absoluut noodzakelijk
B
Daar kan ik niet zonder
C
Daar kan ik wel zonder
D
Daar kan ik wel zonder maar het maakt het leven wel leuker

Slide 20 - Quiz

Wat zijn basisbehoeften?
A
Brood
B
Water
C
een huis
D
A, B en C zijn goed

Slide 21 - Quiz

Reclame wordt gemaakt om:
A
Het product bij de consument bekend te maken
B
Het product beter te verkopen
C
Informatie te geven over het product
D
A,B,C. Zijn alle drie goed

Slide 22 - Quiz

Wat is een doelgroep
A
Groep die voor een doel staat
B
Mensen met dezelfde interesses
C
Een groep mensen waarvoor een verkoper reclame maakt
D
Alle klanten bijelkaar

Slide 23 - Quiz

TV, internet, tijdschriften posters langs de weg, radio etc zijn media.
Waar kun een bakker uit Drachten het beste zijn advertentie plaatsen?
A
Op de tv
B
In de Drachtster Courant
C
Op internet
D
In de Metro

Slide 24 - Quiz

Welke soort reclame vertelt iets over de prijs van een product?

A
Informatieve reclame
B
Actiereclame
C
Informatieve- en actiereclame
D
Geen van de antwoorden is goed

Slide 25 - Quiz

10% van €400
A
€0,40
B
€4,00
C
€40,00

Slide 26 - Quiz