VWO 2 - Ontwikkeling

Ontwikkeling
VWO 2
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Ontwikkeling
VWO 2

Slide 1 - Diapositive

Welvaart
BNP/hoofd = lager in periferie
--> beroepsbevolking
voornamelijk in primaire sector

BNP/hoofd = hoger in centrumland
--> beroepsbevolking
voornamelijk in tertiare sector

Slide 2 - Diapositive

Wat is geen nadeel van het BNP/hoofd?
A
Het is een gemiddelde
B
Je weet niks over de koopkracht in een land
C
Je ziet de formele en informele sector erin
D
Je ziet geen regionale verschillen

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Carte

De landen op de kaart horen bij..
A
Centrumlanden
B
Semiperiferie
C
Periferie
D
Multipolair land

Slide 5 - Quiz

De landen op de kaart hebben voornamelijk een..
A
dienstensector
B
industriesector
C
agrarische sector
D
secundaire sector

Slide 6 - Quiz

De meeste Nederlanders werken
in de..
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 7 - Quiz

De mate waarin we in onze behoeften kunnen voorzien, noemen we:
A
Welzijn
B
Voortvarend
C
Welvaart
D
Welbevinden

Slide 8 - Quiz

Voor de VN-welzijnsindex meet je de
welzijn door te kijken naar..

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Zuigelingensterfte hoort bij ...
A
Welvaart
B
Welzijn
C
bij beide
D
bij geen van beide

Slide 11 - Quiz

Regionale ongelijkheid
Informele sector
Sociale ongelijkheid
Formele sector
Gini-coëfficiënt
Een manier om scoiale ongelijkheid te meten. Hoe hoger, hoe meer ongelijkheid in een land.
Officiële deel van de economie. Hier wordt belasting over betaald.
Grote verschillen in inkomen tussen groepen mensen
Niet officiële economie. Ook wel scharreleconomie genoemd.
Grote verschillen in ontwikkelingsgraad binnen een land.

Slide 12 - Question de remorquage

Slide 13 - Diapositive

Welk begrip hoort bij het voorgaande plaatje?
A
Regionale ongelijkheid
B
Sociale ongelijkheid
C
Periferie
D
VN-welzijnsindex

Slide 14 - Quiz

Welk land kent meer ongelijkheid?

Slide 15 - Diapositive

Welk land kent meer ongelijkheid?
A
De rode lijn
B
De zwarte lijn
C
De groene lijn
D
De gele lijn

Slide 16 - Quiz

Voorbeelden
van grondstoffen

Slide 17 - Carte mentale

Voorbeelden
van halffabricaten

Slide 18 - Carte mentale

Voorbeelden
van eindproducten

Slide 19 - Carte mentale

Slide 20 - Vidéo




Wat betekent globalisering?

Slide 21 - Question ouverte

Globalisering overal merkbaar

Slide 22 - Diapositive

Wat zijn de oorzaken van globalisering?

Slide 23 - Question ouverte

Wat zijn nadelen van globalisering?
timer
1:00

Slide 24 - Question ouverte

Vul aan: Industrie die ....................., vertrekt naar lagelonenlanden.
A
.. arbeidsintensief is
B
.. goedkoop is
C
.. kennisintensief is
D
.. veel grondstoffen nodig heeft

Slide 25 - Quiz

Economische globalisering: productie

Slide 26 - Diapositive

Welke stap mist er nog in het voorgaande plaatje?

Slide 27 - Question ouverte


Bekijk de figuur hiernaast. Tot welke groep landen horen de BRIC-landen?

Slide 28 - Question ouverte

Welke van de volgende uitspraken past/passen niet bij het begrip vestigingsplaatsfactor?
A
Nederland heeft een goede ligging
B
Nederland is een niet stabiel land
C
Nederland heeft lage belastingen voor bedrijven
D
Nederland is sterkgericht op het buitenland

Slide 29 - Quiz

Noem twee mainports van Nederland

Slide 30 - Question ouverte

Wat betekent het begrip distributie?
A
Verbindingen in een land, zoals wegen
B
Belangrijke vliegveld in een land.
C
Productie van goederen
D
Het vervoeren en verdelen van goederen

Slide 31 - Quiz

De Rotterdamse haven is héél belangrijk voor Duitsland. Hoe noemen wij Duitsland?
A
Distributieland
B
Achterland
C
Mainport
D
Centrumland

Slide 32 - Quiz

Het belangrijkste achterland voor Nederland is..
A
België en Luxemburg
B
Achterhoek
C
Hongarije en Polen
D
Ruhrgebied

Slide 33 - Quiz

Welke plaatjes horen bij infrastructuur?

Slide 34 - Question de remorquage

Op welke twee manieren kun je de welvaart meten in een woonwijk?
A
Aantal koopwoningen en de grootte van de huizen.
B
Aantal koopwoningen en de waarde van woningen.
C
De waarde van woningen en het rapportcijfer dat mensen geven aan hun wijk.
D
Waarde van woningen en de hoeveelheid 'groen' in de wijk.

Slide 35 - Quiz

Leg uit dat het verdwijnen van een lokaal bedrijf een toename van de Nederlandse welvaart niet uitsluit.

Slide 36 - Question ouverte

Slide 37 - Diapositive

De handelsbalans van Nederland is...
A
laag
B
negatief
C
hoog
D
positief

Slide 38 - Quiz

Handelsbalans

waarde import groter dan waarde export 

= negatieve handelsbalans


Veel grondstoffenexport is vaak positief of negatief?

(invullen volgende pagina)

Slide 39 - Diapositive

Veel grondstoffenexport is vaak positief of negatief?
A
Positief
B
Negatief

Slide 40 - Quiz