Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Nederlands 4.4 : Taalbewustzijn
Slide 1 - Diapositive
Wellekom bè Neidâhles
Slide 2 - Diapositive
4.4 Taalbewustzijn
* sociale taalvariatie
*Vaktaal
*Sporttaal
*Jongerentaal
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Taalvariatie in Nederland
Standaardnederlands
Fries
Nedersaksisch
+
dialecten en regiolecten
+
groepstalen
Slide 5 - Diapositive
Wat is jouw moedertaal of thuistaal?
Slide 6 - Carte mentale
Standaardtaal
Elk land heeft een standaardtaal. Een kenmerk is dat deze is vastgelegd in regels. Die kan je terugvinden in woordenboeken, grammatica's en boeken.
Standaardtaal wordt gebruikt in het openbare leven, zoals in de media, het onderwijs of de overheid.
We noemen de standaardtaal in Nederland 'Standaardnederlands' of 'Algemeen Nederlands' . Het Fries is onze tweede standaardtaal Van ongeveer 23 miljoen mensen is het Nederlands de moedertaal. Dat is de taal die je in je jeugd van je ouders leert.
Slide 7 - Diapositive
In hoeveel en welke landen is het Standaardnederlands een officiële taal?
Slide 8 - Carte mentale
Antwoord: 6 landen
Nederland
België
Suriname
Aruba
Curaçao
Sint Maarten
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Spreek je dialect?
ja
een beetje
nee
Slide 11 - Sondage
Dialect
Een dialect is een taal die in een bepaald gebied wordt gesproken.
Het dialect heeft eigen woorden, grammaticale regels en verschilt
in de uitspraak van het Standaardnederlands.
Ze wordt meestal alleen gesproken en niet geschreven.
In Nederlands en Vlaanderen zijn zo'n 25 hoofddialecten.
Slide 12 - Diapositive
Regiolect
Regiolect is een regionale variant
van de standaardtaal, en eigenlijk een streektaal.
Dat is bijvoorbeeld het Brabants en Gronings
of een stadsdialect zoals het Haags.
Deze taalvariant wijkt af van de standaardtaal
in uitspraak en (soms) in woordenschat.
Ook regiolect is alleen een spreektaal.
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Spreek je anders met je vrienden dan met je docenten en ouders en/of verzorgers?
ja
een beetje
nee
Slide 15 - Sondage
Groepstalen
Naast de standaardtaal maak je zelf
ook gebruik van een ander soort Nederlands.
Dit kan bijvoorbeeld jongerentaal zijn,
maar ook 'sporttaal', straattaal
of een 'vaktaal' (timmerman, advocaat),
zijn een groepstalen.
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Gebruik jij wel eens straattaal?
Ja, vaak!
Ja, soms!
Nee, nooit!
Slide 19 - Sondage
Welke straattaalwoorden gebruik jij zelf regelmatig?
Slide 20 - Carte mentale
Slide 21 - Diapositive
Taalvariatie
Slide 22 - Diapositive
Taalvarianten
Standaardtaal is de taal die geldt als norm in een land, de officiële spreek- en schrijftaal, zoals het Standaardnederlands en Fries.
Dialect is en streektaal. Een dialect verschilt van de standaardtaal in spelling, woordenschat, zinsbouw en uitspraak, zoals het Zeeuws en Twents.
Regiolect is een regionale variant van de standaardtaal, zoals het Brabants en Gronings. Deze wijkt af van de standaardtaal in uitspraak en (soms) in woordenschat.
Groepstaal is een variant van de standaardtaal gesproken door een sociale groep, zoals jongerentaal, sporttaal, vaktaal en verschilt in uitspraak en spelling.
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Vidéo
Zijn dialecten en standaardtalen volwaardig aan elkaar? Licht je antwoord toe.