Beroep 1 - Mini les

Klok kijken in het Engels!
Telling time in English!
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Klok kijken in het Engels!
Telling time in English!

Slide 1 - Diapositive

Ken jij de nummers op een klok in het Engels?
Do you know the numbers on a clock in English?

Slide 2 - Diapositive

Wat valt jou op aan deze klok?

Slide 3 - Diapositive

In het Engels is een klok verdeeld in 2: To - voor & Past - over, het hele uur.

Slide 4 - Diapositive

Hoe zeg je dus, hoe laat het is?
So how do you say, what time is it?
In het Nederlands zeg je: Het is 5 uur. 
In English you say: It is 5 o'clock.
In het Nederlands zeg je: Het is half 2.
In English you say: It is half past 1. 
In het Nederlands zeg je: Het is 5 over half 8.
In English you say: It is 25 (minutes) to 8. 

Slide 5 - Diapositive

Uren - half uren
Hours - half hours

Bij een heel uur zeg je:
It is ___ o'clock.
Bij een half uur zeg je:
It is half past ___.

Kijk naar de afbeelding noem de tijd die je ziet in het Engels.

Slide 6 - Diapositive

Kwart voor - Kwart over
Quarter to - Quarter past
Bij kwart voor zeg je:
It is a quarter to ___(het uur).
Bij kwart over zeg je:
It is a quarter past ___(het uur).

Kijk naar de afbeelding noem de tijd die je ziet in het Engels.

Slide 7 - Diapositive

Minuten voor - Minuten over
Minutes to - Minutes past

Bij minuten voor het uur zeg je:
It is ____ (de minuten) to ___(het uur).
Bij minuten over het uur zeg je:
It is ___ (de minuten) past ___(het uur).

Kijk naar de afbeelding noem de tijd die je ziet in het Engels.

Slide 8 - Diapositive

Bekijk het klokschema op de volgende dia en beantwoord de volgende vragen.

Hoe laat is het als jij....
1. s'avonds naar bed gaat?  ____ when I go to bed.
2. s'ochtends opstaat uit bed? ___ when I wake up.
3. vertrekt naar school? ___ when I leave for school.
4. naar jouw hobby/sport gaat? ___ when I go to (hobby/sport).
5.  plaats neemt voor het avond eten? ___ when I have dinner.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Hoe laat is het? What time is it?

A
It is half to 10.
B
It is half to 9.
C
It is half past 9.
D
It is half past 10.

Slide 11 - Quiz

Hoe laat is het? What time is it?

A
It is half past 6.
B
It is 5 o'clock.
C
It is half past 5.
D
It is 6 o'clock.

Slide 12 - Quiz

Hoe laat is het? What time is it?

A
It is a quarter to half 1.
B
It is a quarter past 12.
C
It is a quarter to 1.
D
It is a quarter past half 12.

Slide 13 - Quiz

It is half past 12. Je bent over 2 uur en 20 minuten vrij van school. Hoe laat is het dan? It is_______.

Slide 14 - Question ouverte