Het bezittelijk voornaamwoord - laatste les

  • Voca
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

  • Voca

Slide 1 - Diapositive

Aujourd’hui:
1. Répéter la grammaire.
2. Faire les exercices (sur lessonup). 

Slide 2 - Diapositive

Les 2 buts:
1. Ik kan de verschillende vormen van de bezittelijke voornaamwoorden benoemen en de stof toepassen.
&
2. De vormen van de passé composé toelichten.

Slide 3 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 

Par exemple: Dit is mijn kat en dat is zijn hond.

Slide 4 - Diapositive

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon lit.            = Het is mijn bed.

Voilà ma chambre. = Hier is mijn                                          kamer.

Slide 5 - Diapositive

DE VORM

Slide 6 - Diapositive

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le lit           C'est mon lit.


La chambre          Voilà ma chambre.


Les parents          J'adore mes parents.

Slide 7 - Diapositive

Bij welk woord hoort 'mes'?
Je fais mes devoirs.
A
Je
B
fais
C
devoirs

Slide 8 - Quiz

De vormen van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Diapositive

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre. (v)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin (m).
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
C'est ____ tante (zijn).
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
____ oncle vient d'arriver (jouw).
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 14 - Quiz


____ voisins sont gentils et les tiens? (onze).
A
mon
B
ma
C
notre
D
nos

Slide 15 - Quiz


____ voisins sont gentils et les tiens? (mijn).
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 16 - Quiz


____ chien (jullie).
A
votre
B
vos
C
sa
D
son

Slide 17 - Quiz

(Zijn) ____ amie est belle.
A
sa
B
son
C
ton
D
ta

Slide 18 - Quiz

(Zijn) ____ ami est belle.
A
sa
B
son
C
ton
D
ta

Slide 19 - Quiz

(Jouw) ____ hôtel est magnifique....
A
sa
B
son
C
ton
D
ta

Slide 20 - Quiz

(Uw) ____ hôtel est magnifique....
A
vos
B
votre
C
nos
D
notre

Slide 21 - Quiz

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk e vrouwelijk is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.



Slide 22 - Diapositive