2Hc Future

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 2

Herhaling Will & To be going to

Aan het eind van de les:

Weten we:

- Hoe we een zin in de toekomstige tijd zetten in het Engels.

- Het verschil tussen will/going to

Future - toekomstige tijd

He is going to throw a party this weekend.

I will help you with your homework.

We are going to go to Italy next summer.

It will be fun!

Will + hele ww

Gebruik je bij:

• beloftes, aanbiedingen, aankondigingen, besluit (ABBA)
• als je iets voorspelt zonder bewijs

Maak je door: will + hele ww

Bijvoorbeeld:

I think the Netherlands will win the world cup this year.

Shall: aan het begin van een vraag

Shall I help you? Alleen te gebruiken met I of we

To be going to + hele ww

Gebruik je bij: 

• als iemand iets in de toekomst (niet) van plan is
• voorspelling met bewijs

Maak je door: am/are/is + going to + hele ww

Bijvoorbeeld:

Look at the clouds, it is going to rain

Sheila is not going to go to the party

Kijk maar naar het verschil:

Look at the dark clouds! It is going to rain!

Take an umbrella! It will rain!

Look at the difference:

I am going to throw a party this weekend.

I have nothing to do this weekend, maybe I will go shopping.

Present simple

Wanneer gebruik je de present simple?

We gebruiken de present simple als we het hebben over:

- feiten,

- gewoonten,

- en dingen die we met regelmaat doen.

- This book has a red color. (feit)

- Bart always bites his nails. (gewoonten)

- These kids often play with each other. (regelmatigheid)

Present Simple

Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven dat de zin in de present simple, oftewel in de tegenwoordige tijd staat, bijvoorbeeld: always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend, during the week.

Present Continous

De duurvorm in de tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen:

- Ik ben aan het sporten.

- We zijn aan het zingen.

- Ik sta te schreeuwen.

- Bram zit te gamen.

Deze zinnen staan allemaal in de duurvorm tegenwoordige tijd. Het vindt allemaal NU plaats.

Present Continuous

In het Engels zijn er woordjes (signaalwoorden) waarmee je herkent dat het om het NU gaat. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen. De present continuous is schuingedrukt en de signaalwoorden zijn dikgedrukt:

- I am reading the newspaper right now.

- He is laughing at me at the moment.

- Do your hear that as well? She is waking up!

- Cynthia is currently cycling to school.

Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter.

Kennen en herkennen

Deze vier tijden moet je naast elkaar kunnen herkennen. 

To be going to 

Staat vast, je hebt bewijs

Will

Is niet zeker, geen bewijs

Present simple

- feiten, gewoonten, - en dingen die we met regelmaat doen.

Present continous

nu bezig is, vaak plaatsvindt, of door blijft gaan in de toekomst.

I think she.....the competition.

1. will win
2. is going to win

I promise I.....on time!

1. will be
2. am going to be

Tomorrow, we.....dinner at 8 p.m.

1. will have
2. are going to have

Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de future:
present simple, present continuous, to be going to of will / shall.

1 What would you like to do on Sunday? ____ (we - to visit) a museum?

Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de future:
present simple, present continuous, to be going to of will / shall.

We ____ (to throw) a surprise party for James on Saturday.

Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de future:
present simple, present continuous, to be going to of will / shall.

____ (you - to call) me if there's a problem?

Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de future:
present simple, present continuous, to be going to of will / shall.

My stomach feels terrible ... I ____ (to be) sick.

Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de future:
present simple, present continuous, to be going to of will / shall.

Oh no! There's a leak in the boat! It ____ (to sink)!

Most supermarkets in this town ____ (to close) at 8 p.m.

Ann.....you with your homework if you ask her.

1. will help
2. is going to help

Piet.....English next year. He has already chosen a school.

1. will study
2. is going to study

She has passed all her subjects, she......

1. will graduate
2. is going to graduate

George hates his job, he.....

1. will quit
2. is going to quit

I'm hungry, maybe I.....some pizza

1. will order
2. am going to order

I think it......sunny this weekend.

1. will be
2. is going to be

Fill in the future tense with going to:
I/walk

Fill in the future tense with going to:
you/get up

Fill in the future tense with going to:
We/eat

Fill in the future tense with going to:
She/watch

Fill in the future tense with going to:
He/study

Fill in the future tense with going to:
We/go

Fill in the future tense with going to:
They/drive

Fill in the future tense with going to:
Anne/dance

I know the difference between the present and future tenses

😒🙁😐🙂😃

engelsklaslokaal.nl