Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Terugblik hun/hen/ze
+ nieuwe theorie: als/dan
Ik ben echt veel sterker dan jij!
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
AAN HEN = HUN
Slide 3 - Diapositive
Gouden tip
Als je twijfelt tussen ze en hun (of tussen hen en hun), dan probeer je ze. Voelt dat goed, dan kun je veilig voor ze kiezen.
Hun waren te laat thuis / Ze waren te laat thuis. Kunnen ze voor je gevoel allebei, kies dan: ZE Ik heb ze gisteren niet gezien.
Let op: op de toets moet je wel kunnen kiezen tussen 'hun' en 'hen'. Deze gouden tip geldt vooral voor spreektaal.
Slide 4 - Diapositive
Ik geef ... les
A
hun
B
hen
Slide 5 - Quiz
Ik wil graag met ... mee naar de film.
A
hun
B
hen
Slide 6 - Quiz
... hebben vandaag niets gedaan.
A
Hun
B
Zij
Slide 7 - Quiz
Hij belt ... iedere week een paar keer op.
A
hun
B
hen
C
zij
Slide 8 - Quiz
Denken -> Je gaat zelfstandig in stilte aan het werk.
Delen -> Klaar? Bespreek de antwoorden in tweetallen. Hoe heb je dat gevonden? Wat is het juiste antwoord? Hoe leg je dat uit? Bereid je voor op 'uitwisselen'.
Uitwisselen -> De docent geeft straks iedereen een willekeurig opdrachtnummer en dan moet jij uitleggen aan je klasgenoten hoe je het antwoord hebt gevonden.
Oefen nu zelf: Vlekkeloos Nederlands - blz. 162: opdracht 29a en 29b
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Als of dan?
Als iets hetzelfde is (gelijk)........................................ ALS
Als iets niet hetzelfde is (ongelijk)........................... DAN
Let op: als het woordje 'ZO' in de zin staat ............. ALS (onthoud: 'net als' of 'zo als')
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Ezelsbruggetje: Ik HAAD al die regeltjes in de Nederlandse taal...
Iets is hetzelfde als of anders dan...
tip: vergeet 'zo' niet! (iets is net zo lief als ...) Denk aan 'zoals'.
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Morgen zal ik beter zijn als/ dan zij is.
A
als
B
dan
Slide 15 - Quiz
Als je zo zeurt heb ik niet meer zoveel zin als/ dan ik daarvoor had.
A
als
B
dan
Slide 16 - Quiz
Vandaag ben ik even slim als/ dan hem/ hij.
A
als en hem
B
als en hij
C
dan en hem
D
dan en hij
Slide 17 - Quiz
Kun je even lang fluiten als/ dan ik?
A
als
B
dan
Slide 18 - Quiz
Waarom bedenk je altijd betere plannen als/ dan ik?
A
als
B
dan
Slide 19 - Quiz
Hun/ zij zijn slimmer als/ dan ons/ wij.
A
hun, dan, wij
B
zij, als, ons
C
zij, dan, wij
D
hun, als, wij
Slide 20 - Quiz
Ik denk dat ik gewoon nooit zo goed zal zijn als/ dan meneer.