V2 Chap 1 Intro 1.2

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

INTRO

Bienvenu !

Qu'est-ce qu'on va faire? (wat gaan we doen?)

- se présenter

- les devoirs

-On répète l'année scolaire " 1 "

 

Afspraken/tips

- Zorg dat je je spullen voor elkaar hebt

- Heb je eens iets niet in orde (hw niet af, boeken niet bij je, etc.) laat het me even weten. 

- houd het leren van woordjes en zinnen goed bij 

- stel vragen als je iets niet (zeker) weet!!!

les devoirs:

Zorg dat je een account hebt op LessonUp: gelukt?

Bij jouw klassen / vakken zullen de lessen Frans komen te staan.

l'alphabet en Français

Let op de 6 letters die anders worden uitgesproken.

E - G - H - J - W - Y

Je me présente ...

• naam
• woonplaats
• leeftijd
• school

Start

Herhaling van vorig jaar...

Wat weet jij nog?

Se présenter

Vertaal:
Hoe heet jij?

1. Comment tu t'appelles?
2. Comment tu m'appelles?
3. Comment je m'appelles?
4. Comment je m'appelle?

Vertaal:
Ik heet

1. Tu t'appelles
2. Tu m'appelles
3. Je m'appelles
4. Je m'appelle

Vertaal:
Hoe oud ben jij?

1. Tu a quel âge?
2. Vous avez quel âge?
3. Tu as quel âge?
4. J'ai quel âge?

Vertaal:
Ik ben 13 jaar.

1. Tu a 13 ans?
2. Vous avez 13 ans?
3. J'ai 13 ans?
4. J'ai 13 an?

Vertaal:
Waar woon jij?

1. Je habite où?
2. J'habite ou?
3. Tu habite où?
4. Tu habites où?

Vertaal:
Ik woon in Lochem.

1. Je habite à Lochem?
2. J'habite à Lochem?
3. Tu habite a Lochem?
4. Tu habites à Lochem?

Vertaal:
In welke klas zit jij?

1. Tu es en quelle classe?
2. Tu es en quel classe?
3. Tu es en kelle klasse?
4. Tu es en quelle klasse?

Vertaal:
Ik zit in de tweede klas.

1. Je suis en sixième?
2. Je suis en cinquième?
3. Je suis en quatrième?
4. Tu es en cinquième?

Start

Herhaling van vorig jaar...

Wat weet jij nog?

Woorden en werkwoorden

Vertaal:
Hallo

1. Bonjour
2. Hallo
3. Dag
4. Salut

Vertaal:
houden van, leuk vinden

1. acheter
2. adorer
3. aider
4. aimer

Vertaal:
gaan

1. acheter
2. apprendre
3. aller
4. aimer

Vertaal:
bang zijn

1. être peur
2. avoir besoin de
3. être faim
4. avoir peur

Vertaal:
choisir

1. zoeken
2. kiezen
3. maken
4. beginnen

Vertaal:
uitslapen

1. faire du vélo
2. faire attention
3. faire des progrès
4. faire la grasse matinée

Vertaal:
twijfelen

1. hésiter
2. essayer
3. commencer
4. gagner

Vertaal:
vergeten

1. parler
2. oublier
3. raconter
4. regarder

Vertaal:
herhalen, oefenen

1. répondre
2. rencontrer
3. répéter
4. retrouver

oefenen: répéter

Je krijgt van je docent een oefenblad.

être     ...      avoir

De basiswerkwoorden:

zijn

hebben

Weet jij ze nog?

les devoirs:

Leer het Franse alfabet

Leer jezelf presenteren:

- naam

-leeftijd

- woonplaats

Leer de eerste 3 woordsoorten [Magister-ELO]

Maak alle opdrachten.