3.2 Hoe verloren vorsten hun macht?
1 / 15
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
In welke stad begon de Franse revolutie?
A
Lille
B
Parijs
C
Marseille
D
Bordeaux
Slide 4 - Quiz
Wat was de Bastille die in 1789 werd bestormd?
A
paleis van de koning
B
een rechtbank
C
een gevangenis
D
een legerkazerne
Slide 5 - Quiz
Op welke dag in 1789 vond de Franse revolutie plaats?
A
3 oktober
B
14 juli
C
8 november
D
27 april
Slide 6 - Quiz
Welke Lodewijk was destijds koning van Frankrijk?
A
de 14de (XIV)
B
de 15de (XV)
C
de 16de (XVI)
D
de 17de (XVII)
Slide 7 - Quiz
De eerste stand
De tweede stand
De derde stand
Boeren
Arbeiders
Dominees
Ministers
Monniken
Leraren
Artsen
de edelen
Burgers
Bisschoppen
Grootgrondbezitters
Slide 8 - Question de remorquage
De edelen (dus de tweede stand) hoefden geen belasting te betalen.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Absolute macht betekent dat alleen de koning bepaalt wat er gaat gebeuren in het land.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
Uit welk paleis werd de koning en de koningin verdreven?
A
Neufchâteau
B
Versailles
C
Gainsbourgh
D
La Bastille
Slide 11 - Quiz
Wat was de belangrijkste verandering na de Franse revolutie?
A
Er was geen koning meer en er kwam een grondwet.
B
Er was nog wel een koning maar de burgers hadden meer macht.
C
Er kwam een andere koning aan de macht.
D
Er was geen koning meer maar een koningin.
Slide 12 - Quiz
Wat is het Franse woord voor gelijkheid?
A
Fraternité
B
Liberté
C
Egalité
D
Maternité
