Nederlands klas 2, lesweek 6

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Lesweek 6

• Les 1: nakijken woordenschat H1 + start woordenschat H2
• Les 2: woordenschat H2 af + start woordenschat H3
• Les 3: bespreken toets e-mail schrijven + woordenschat H3 af
• Les 4: voorbereiden toets woordenschat H 1, 2, 3

Lesdoelen les 1 (woordenschat H2)

Na vandaag:

• Weet je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  
• Kun je figuurlijk taalgebruik herkennen
  
• Ken je verschillende spreekwoorden en uitdrukkingen
  
• Weet je de betekenis van een aantal moeilijke woorden

Wat is figuurlijk taalgebruik?

Kun je een voorbeeld noemen van figuurlijk taalgebruik?

Als ik zeg:
'Ik schrik me dood!'
Valt dit dan onder 'letterlijk' of 'figuurlijk' taalgebruik?

1. letterlijk
2. figuurlijk

'Ivan wordt tijdens het spel vaak buitengesloten'.
Wat wordt hiermee bedoeld?

1. Dat Ivan buiten het schoolplein wordt gezet.
2. Dat Ivan buiten de kring staat.
3. Dat Ivan niet mee mag doen
4. Dat Ivan buiten staat en de rest binnen.

'Zorg ervoor dat jullie goed beslagen ten ijs komen'.
Wat wordt hiermee bedoeld?

1. Dat jullie goed voorbereid moeten zijn.
2. Dat jullie moeten zorgen dat je het niet te warm hebt.
3. Dat jullie je warm aan moeten kleden voordat je het ijs opgaat.
4. Dat je voldoende mee moet nemen voordat je het ijs opgaat.

Lesdoelen (woordenschat H2)

Na vandaag:

• Weet je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  
• Kun je figuurlijk taalgebruik herkennen
  
• Ken je verschillende spreekwoorden en uitdrukkingen
  
• Weet je de betekenis van een aantal moeilijke woorden

Aan de slag

Wat?
1. Maken startopdracht woordenschat H2 met buurman/buurvrouw

2. Kijken uitlegvideo, woordenschat H2

3. Maken opdracht 1 t/m 8, woordenschat H2

3. KLAAR? Start met woordenschat H3: opdracht 1 t/m 8 (bekijk goed de theorie!) 

Hoe? 

• 10 minuten opstarten en samenwerken
• 5 minuten in stilte werken, je mag vragen stellen aan de docent
• 5 minuten in stilte werken, geen vragen
• 5 minuten afronden, je mag samenwerken  

Lesdoelen les 2

Na vandaag:

• weet je wat voorvoegsels zijn
• kun je voorvoegsels herkennen
• weet je wat voor invloed voorvoegsels hebben op de betekenis van een woord

Wat zou het voorvoegsel kunnen zijn in dit woord:
'onaardig'

1. aardig
2. ig
3. on
4. aar

Wat betekent het stukje 'on' in 'onaardig'?

verkeerd

niet

opnieuw

zonder

mis-

on-

her-

wan-

Lesdoelen les 2

Na vandaag:

• weet je wat voorvoegsels zijn
• kun je voorvoegsels herkennen
• weet je wat voor invloed voorvoegsels hebben op de betekenis van een woord

Aan de slag

Wat?
1. Maken startopdracht woordenschat H3, samen of alleen 

2. Kijken uitlegvideo, woordenschat H3

3. Afmaken woordenschat H2, opdracht 1 t/m 8
4. Maken opdracht 1 t/m 8, woordenschat H3

3. KLAAR? Start met leren woordjes en uitdrukkingen woordenschat H 1, 2, 3 

Hoe? 

• 10 minuten opstarten en samenwerken
• 5 minuten in stilte werken, je mag vragen stellen aan de docent
• 5 minuten in stilte werken, geen vragen
• 5 minuten afronden, je mag samenwerken  

Les 3

Na vandaag:

• Ben je klaar met woordenschat (H 1, 2, 3)
  
• Weet je wat je moet kunnen/weten voor de toets van maandag

Woordenschat (moeilijke woorden én...)

H1: hoe zoek je onbekende woorden op?

1. zoek in de tekst naar een synoniem

2. zoek in de tekst naar de betekenis van het onbekende woord

3. zoek in de tekst naar een voorbeeld

4. zoek in de tekst naar een tegenstelling

5. zoek in het woord dat je niet kent een bekend woorddeel

H2: figuurlijk taalgebruik (uitdrukkingen en spreekwoorden)

-Hoe zoek je deze op in het woordenboek? Kijk naar het eerste zelfstandig naamwoord in de uitdrukking.

Oefenen: De radijsjes schoten de grond uit. 

H3: voorvoegsels (on-, wan-, her-, non-, mis-, ex-, inter-)

Voorbeeld: interland, wanhoop, herexamen, non-verbaal, misverstand, ex-directeur) 

Aan de slag

Wat?
1. Maken opdracht 1 t/m 8, woordenschat H3 (= huiswerk voor morgen)

2. KLAAR? Start met leren woordjes en uitdrukkingen woordenschat H 1, 2, 3 

Hoe? 

• 10 minuten opstarten en samenwerken
• 5 minuten in stilte werken, je mag vragen stellen aan de docent
• 5 minuten in stilte werken, geen vragen
• 5 minuten afronden, je mag samenwerken  
  

Tijd over en goed gewerkt? Zondag met Lubach (over lezen)