12 et 13 septembre 2022

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Planning et buts

Aan het eind van deze les.....

1. Kun je een gesprekje over je familie voeren

2. Kun je een gesprekje over vakantie begrijpen

3. Kun je een quiz over vakantie begrijpen

4. Kun je een gesprekje over je vakantie voeren

Planning:

1. Gesprekje over familie (broers/zussen) 10 minuten

2. Huiswerkcontrole 20 minuten

3. Samen maken: 5,6a,7, 10 en 12ab 40 minuten

4. Het  opgeven en maken van huiswerk 20 minuten

Klassenregels

We werken rustig samen in de klas.

We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.

Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.

We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook weg.

We overleggen zachtjes binnen de MC als we een vraag hebben.

We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.

We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.

We laten elkaar uitpraten.

We eten en drinken niet in het klaslokaal.

Tu as des frères ou soeurs?
Comment il/elle s’appelle?
Il/elle a quel âge?

exercice 5a,p.12

exercice 6b,p.13

Het bijvoeglijk naamwoord

 Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan op het zelfstandig naamwoord. 

	Enk	Mv
Man	-	s
vrouw	e	es

exercice 9,p.14

exercice 12b,p.17

Futur proche

J' (ik)	vais (ga)	parler (praten)
Tu (jij)	vas (gaat)	parler (praten)
Il/elle/on (hij/zij/wij)	va (gaat/gaan)	parler (praten)
nous (wij)	allons (gaan)	parler (praten)
Vous (jullie/u)	allez (gaan/gaat)	parler (praten)
Ils/elles (zij)	vont (gaan)	parler (praten)

Toekomende tijd: futur proche

Futur proche

J' (ik)	vais	parler
Tu (jij)	vas	parler
Il/elle/on (hij/zij/wij)	va	parler
nous (wij)	allons	parler
Vous (jullie/u)	allez	parler
Ils/elles (zij)	vont	parler

Ik ga praten

Toekomende tijd: futur proche

Exercice 5a (p.22)
C'est encore (nog steeds) les vacances

1. vrai
2. faux
3. on ne sait pas

Max a passé de bonnes vacances.

1. vrai
2. faux
3. on ne sait pas

Charlie a passé de bonnes vacances

1. vrai
2. faux
3. on ne sait pas

Max a été en vacances en voiture

1. vrai
2. faux
3. on ne sait pas

Exercice 5b (p.22)
Tu entends quelle phrase?

1. J'ai adoré la nature
2. j'ai adoré la mer Méditerranée

Tu entends quelle phrase?

1. On arrive à cinq heures
2. On arrive à sept heures

Tu entends quelle phrase?

1. Vous avez pris le train direct?
2. Vous avez pris le mauvais train?

Tu entends quelle phrase?

1. J'ai été dans un camping de luxe
2. J'ai été dans un hôtel de luxe

Exercice 5c (p.22-23)
Als Max zegt dat hij naar de Middellandse Zee is geweest, reageert Charlie......

1. Jaloers
2. Teleurgesteld
3. Verbaasd

Max en het gezin zijn niet in Luxemburg aangekomen, omdat ....

1. De conducteur een fout heeft gemaakt
2. Ze de verkeerde trein hebben genomen
3. Zijn ouders hem wilden verrassen

Max vond zijn vakantie vooral leuk vanwege.....

1. Het landschap en het sporttoernooi
2. Het mooie hotel en het mooie weer
3. Het zwembad en het animatieprogramma

Als Max over de reis vertelt, is hij ....

1. alleen maar positief
2. alleen maar negatief
3. zowel positief als negatief

Aan het eind zegt Max ''Pauvre Charlie'', omdat.....

1. Charlie het niet grappig vindt
2. Charlie niet op vakantie is geweest
3. de vakantie van Charlie minder leuk was

5D (p.24): Leg uit in welk opzicht de vakantie van Max waarschijnlijk anders zou zijn geweest als hij toch naar Luxemburg was gegaan. Gebruik de informatie uit het gesprek.

On mange des tapas .......................................

On roule (rijdt) à gauche ................................

On trouve des moulins et des  tulipes ..............................

On mange souvent des croissants et des macarons ........................

On trouve la Brandenburger Tor ...................................

On parle français et néerlandais ...................................

Exercice 6a, p.24

xen France

en Espagne

en Allemagne

aux Pays-Bas

en Belgique

en Angleterre

Zet hier de zinnen van 7a neer met hoofdletter, vraagteken, uitroepteken of punt en onder elkaar mbv enter.

p.25, exercice 7b

Évaluation 7b

Il ou elle a passé de bonnes vacances?
Oui c'était super!
Il/elle a été où?
Il/elle a été à ...............

exercice 10a et 10b (p.26-27)

les Pays-Bas

la Belgique

la France

l'Allemagne

la Suisse

l'Autriche

l'Espagne

le Portugal

l'Italie

la Norvège

la Suède

le Danemark

Exercice 12b

Devoirs

Maken:

12c et 12d (p.28-29)

Leren:

Vocabulaire A et B chapitre 1

5 mots du cours

Comment tu as trouvé le cours?

😒🙁😐🙂😃