HF 5 grammatica herhalen

Hey there!
  • Review: grammatica hoofdstuk 5
     -Reflexive & reciprocal pronouns
     -Condtionals
     -Spinnen(practice)
  • Blooket time
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hey there!
  • Review: grammatica hoofdstuk 5
     -Reflexive & reciprocal pronouns
     -Condtionals
     -Spinnen(practice)
  • Blooket time

Slide 1 - Diapositive


You know when to use reflexive/reciprocal pronouns

Slide 2 - Diapositive

reflexive & reciprocal pronouns
(wederkerende & wederkerige voornaamwoorden)
reflexive pronouns                                                               
onderwerp  en lijdend voorwerp zijn dezelfde persoon
Deze pronomen eindigen op "-self" (enkelvoud) of "-selves" (meervoud).

Voorbeelden:
I cut myself while cooking.
She bought herself a new dress.
They are teaching themselves how to play guitar.

Slide 3 - Diapositive

reflexive & reciprocal pronouns
(wederkerende & wederkerige voornaamwoorden)
reciprocal pronouns                                                               
worden gebruikt om een wederzijdse actie aan te duiden tussen twee of meer personen of dingen.
Het meest voorkomende reciproque pronomen is "each other" voor twee personen of dingen, en "one another" voor meer dan twee.

Voorbeelden:
Tom and Jerry hugged each other.
The team members help one another during the competition.
The siblings often fight with each other.

Slide 4 - Diapositive

Reflexive pronouns
myself
yourself
himself
herself
itself
ourselves
yourselves
themselves
Reciprocal pronouns
each other
one another

Slide 5 - Diapositive

Types of Conditional Clauses
Conditionals worden gebruikt om situaties te beschrijven die afhankelijk zijn van bepaalde voorwaarden.
There are four main types of conditional clauses: 
- zero conditional,
-  first conditional, 
- second conditional,  
- third conditional.

Slide 6 - Diapositive

Zero conditional
Gebruik: Om algemene waarheden of natuurwetten uit te drukken die altijd waar zijn als iets gebeurt.
Structuur: If + present simple, present simple.
Voorbeeld: 
  • If you heat ice, it melts. (Als je ijs verwarmt, smelt het.)
  • If you don’t eat, you get hungry. (Als je niet eet, krijg je honger.)

Slide 7 - Diapositive

Vul de zinnen aan met de juiste vormen(zero conditional) van de werkwoorden tussen haakjes.

Slide 8 - Diapositive

First conditional
Gebruik: Om een reële of mogelijke situatie in de toekomst uit te drukken.
Structuur: If + present simple, will + infinitief (zonder to).
Voorbeeld: 
  • If it rains tomorrow, we will stay home. (Als het morgen regent, blijven we thuis.)
  • If she finishes her homework, she will go out with her friends. (Als ze haar huiswerk afmaakt, gaat ze uit met haar vrienden.)
  • If we don’t hurry, we will miss the bus. (Als we niet opschieten, missen we de bus.)

Slide 9 - Diapositive

Vul de zinnen aan met de juiste vormen(first conditional) van de werkwoorden tussen haakjes.

Slide 10 - Diapositive

second conditional
Gebruik: Om een hypothetische situatie van momenteel of toekomst en de mogelijke uitkomst uit te drukken. De situatie is onwaarschijnlijk of een fantasie.
Structuur: If + past simple, would/could+ infinitief (zonder to).
Voorbeeld: 
  • If I won the lottery, I would travel the world. (Als ik de loterij won, zou ik de wereld rondreizen.)
  • If I were a millionaire, I would buy a mansion. (Als ik een miljonair was, zou ik een herenhuis kopen.

Slide 11 - Diapositive

Vul de zinnen aan met de juiste vormen(second conditional) van de werkwoorden tussen haakjes.

Slide 12 - Diapositive

Third conditional
Gebruik: Om over situaties in het verleden te spreken die niet gebeurd zijn en de hypothetische uitkomst van die situaties.
Structuur: If + past perfect, would/could have + past participle.
Voorbeeld: 
  • If I had known you were in town, I would have called you. (Als ik had geweten dat je in de stad was, had ik je gebeld.)
  • If they had left earlier, they would have caught the train. (Als ze eerder waren vertrokken, hadden ze de trein gehaald.)
  • If I had studied harder, I would have passed the exam. (Als ik harder had gestudeerd, had ik het examen gehaald.)

Slide 13 - Diapositive

Vul de zinnen aan met de juiste vormen(third conditional) van de werkwoorden tussen haakjes.

Slide 14 - Diapositive

  • 0 conditional
  • 1st conditional
  • 2nd conditional
  • 3rd conditional

Slide 15 - Diapositive