Herhaling fysica 1ste trimester

• Fysica
• Natuurwetenschappen
• Secundair onderwijs

Herhaling

stap 1

stap 2

stap 3

stap 4

stap 5

stap 6

stap 7

besluit

hypothese

onderzoeksvraag

reflectie

waarneming 

benodigdheden 

werkwijze

Is de onderstaande onderzoeksvraag een goede onderzoeksvraag? Leg uit waarom wel of waarom niet.

Waarom zijn sommige dingen warm en andere koud?

Is de onderstaande onderzoeksvraag een goede onderzoeksvraag? Leg uit waarom wel of waarom niet.

Hoe verandert de snelheid van het smelten van ijs als de omgevingstemperatuur varieert?

Wat is een goede hypothese op de onderstaande onderzoeksvraag?

Hoe verandert de snelheid van het smelten van ijs als de omgevingstemperatuur varieert?

1. Het smelten van ijs gebeurt altijd binnen vijf minuten, ongeacht de temperatuur.
2. Als ijs smelt, dan verandert het in water.
3. Als de omgevingstemperatuur stijgt, dan zal de snelheid van het smelten van ijs toenemen.
4. Als de lucht blauw is, dan smelt het ijs sneller.

Wat is een goede waarneming op de onderstaande onderzoeksvraag?

Hoe verandert de snelheid van het smelten van ijs als de omgevingstemperatuur varieert?

1. Het ijs ziet er anders uit wanneer het smelt.
2. Bij een omgevingstemperatuur van 25°C smelt het ijs binnen 5 minuten, terwijl het bij 0°C 30 minuten duurt.
3. Bij 0°C is de lucht koud.
4. De container is gemaakt van plastic.

Wat is een goed besluit op de onderstaande onderzoeksvraag?

Hoe verandert de snelheid van het smelten van ijs als de omgevingstemperatuur varieert?

1. Het ijs smelt altijd, ongeacht de temperatuur.
2. De kleur van het ijs beïnvloedt de smeltsnelheid niet.
3. Bij een hogere temperatuur zijn er meer waterdruppels zichtbaar.
4. De smeltsnelheid van ijs neemt toe bij hogere omgevingstemperaturen, omdat deze meer thermische energie levert.

chemische verschijnselen

fysische verschijnselen

tijd

I

n

m

l

L

mol

ampère

meter

temperatuur

candela

m

cd

kelvin

s

kg

Wat is een scalaire grootheid?

1. Een grootheid dat bepaald wordt de grootte (een getalwaarde).
2. Een grootheid met een grootte, zin, richting en aangrijpingspunt.
3. Een grootheid waar geen getal voor staat.
4. Een synoniem voor een vectoriële grootheid.

Door welke eigenschappen wordt een vectoriële grootheid bepaald?

1. enkel een grootte
2. massa en volume
3. grootte, richting, zin en aangrijpingspunt
4. een snelheid en een afstand

Hoe wordt een vectoriële grootheid genoteerd?

1. met enkel een cijfer
2. met een pijltje boven de letter
3. met een sterretje achter de letter
4. met een haakje boven de letter

scalaire grootheden

vectoriële grootheden

kracht

lengte

snelheid

temperatuur

tijd

versnelling

massa

Jij en Mina zitten samen in een draaimolen. Twee andere vrienden, Ismael en Sara, zitten in een andere draaimolen. Aan de zijkant staan nog enkele vrienden te kijken. Vul het juiste begrip in.

Jij bent in ____________________  ten opzichte van Mina.

Jij bent in ____________________ ten opzichte van de kijkende vrienden.

Jij bent in ____________________ ten opzichte van Ismael en Sara die in een andere draaimolen zitten.

beweging

rust

Op een positie-as staat een fietser op x = 2 en een voetganger op x = -6. Wie staat dichter bij het referentiepunt?

1. De fietser.
2. De voetganger.
3. Ze gaan even ver van het referentiepunt.
4. Het is niet te bepalen.

Noteer het symbool van de grootheid positie?

In welke eenheid wordt de grootheid positie uitgedrukt?