6.1 De kerk valt uiteen

Ontdekkers en hervormers
6.1  De kerk valt uiteen
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Ontdekkers en hervormers
6.1  De kerk valt uiteen

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen deze les?

Bespreken huiswerk (intro hfst. 6)

Uitleg par. 6.1 incl. filmpje

Uitleg opdracht

Evaluatie

Huiswerk maken




Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
  • welke kritiek er was op de katholieke kerk
  • hoe machthebbers omgingen met deze kritiek
  • welke strijd ontstond tussen katholieken en protestanten
  • wat veranderde in de Europese cultuur

Slide 3 - Diapositive

Kenmerkende aspecten bij deze paragraaf:
  • de Reformatie en de splitsing van de christelijke kerk
  • het veranderende mens- en wereldbeeld van de  Renaissance

Slide 4 - Diapositive

Katholieke kerk (1)
  • Christelijke kerk

  • Staat onder leiding van de Paus in Rome (vandaar ook wel: Rooms-Katholieke Kerk)

  • Hiërarchisch: er is een duidelijke leider en indeling van macht

  • De mis (kerkdienst) en de Bijbel zijn in het Latijn

Slide 5 - Diapositive

Katholieke kerk (2)
  • Er staan beelden in de kerk

  • Deze beelden (van bijvoorbeeld heiligen) worden soms ook vereerd

  • Ook relieken (overblijfselen van heiligen) worden vereerd

  • Er zijn magische handelingen en rituelen, zoals: wijn/bloed en brood/lichaam

Slide 6 - Diapositive

Reformatie (1)
  • Betekent hervorming

  • In dit geval hervorming van de katholieke kerk

  • Begint aan het einde van de middeleeuwen, in de 15e eeuw

  • Protesteren tegen de macht en rijkdom (o.a. door aflaten) van de katholieke kerk

Slide 7 - Diapositive

Reformatie (2)
  • Belangrijkste hervormers: Maarten Luther en Johannes Calvijn

  • In 1517 komt Luther met 95 stellingen (vooral tegen aflaten)

  • Hij hoopt dat de Paus mee wil denken en de Kerk zal hervormen

  • Luther wordt echter door de Paus in de ban gedaan

Slide 8 - Diapositive

Protestantse kerk
  • Christelijke kerk

  • Er is geen duidelijke leider

  • De mis (kerkdienst) en de Bijbel zijn in de volkstaal

  • Geen beelden en/of verering van heiligen en relieken (is afleiding)

  • Sobere handelingen

Slide 9 - Diapositive

Waarom heeft Luther succes?
  • Door de uitvinding van de boekdrukkunst kunnen de teksten van Luther snel worden gekopieerd en verspreid.
  • Luther wordt gesteund én beschermd door machtige Duitse vorsten. Godsdienstvrijheid stonden ze niet toe.
  • De ideeën (van eenvoud en soberheid) spreken veel arme gelovigen aan.
  • Veel gelovigen zijn het niet eens met de aflaten: Luther durft er iets van te zeggen.

Slide 10 - Diapositive

Maarten Luther (1483-1546)
Duitse monnink die grote moeite had met de aflaten en levensstijl van de geestelijken. 
Veel aanhangers in Duitsland.
Johannes Calvijn (1509-1564)
Zwitserse hervormer die vond dat beelden niet in de Kerk thuishoorden. 
Veel aanhangers in Nederland (Calvinisme)

Slide 11 - Diapositive

Gevolgen van de reformatie
  • Splitsing in de christelijke kerk (1517): ontstaan van de protestantse kerken (ook wel: hervormde- of gereformeerde kerk) naast de katholieke Kerk

  • Protestantse kerk spreekt veel (arme) mensen in West-Europa aan.

  • Vervolging van protestanten (ketters)

Slide 12 - Diapositive

Hoewel er grote en kleine verschillen zijn...
...horen beide kerken bij de christelijke godsdienst

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Renaissance
  • Betekent: wedergeboorte van de Griekse en Romeinse kunst en cultuur

     (beeldhouwers, schilders,         

      architecten en schrijvers deden de 

      Grieken en Romeinen na)


  • Periode tussen ongeveer 1450-1600

  • Ontstaan in Italië

Slide 15 - Diapositive

Waarom in Italië? (1)
  • Veel overblijfselen uit de Romeinse tijd

  • Door handel: meer geld en contacten met andere culturen (Afrika, Midden-Oosten, Azië)

  • Genieten van luxe spullen

Slide 16 - Diapositive

Waarom in Italië? (2)
  • Rijke Italianen willen kunst (van zichzelf)

  • Kunstenaars krijgen daarom veel geld

  • Kunst wordt daardoor steeds beter

Slide 17 - Diapositive

Ander mens- en wereldbeeld
  • Memento mori (Gedenk te sterven), wordt carpe diem (Pluk de dag)
  • Mensen gaan meer leven voor het leven nu, en niet voor het leven na de dood

    Ze ontdekten dat schrijvers in de

    oudheid ook zo'n mentaliteit 

    hadden.

  • God en geloof blijven heel erg belangrijk, maar het vertrouwen in de kerk wordt minder

Slide 18 - Diapositive

Kenmerken van de Renaissance-kunst (1)
  • wedergeboorte van de Griekse- en Romeinse kunst/cultuur

  • realistisch

  • veel details

  • perspectief (weergeven van diepte)

Slide 19 - Diapositive

Kenmerken van de Renaissance-kunst (2)

  • thema’s: Griekse/Romeinse mythen/sagen, maar ook Bijbelse verhalen

  • naakt

  • observeren, dan pas schilderen

Slide 20 - Diapositive

Humanisme

Omstreeks 1500 bestudeerden geleerden de klassieke filosofie, literatuur en kunst. Zij werden humanisten genoemd.

Humanisten vonden de ontwikkeling van de mens belangrijk.
Door zelf de teksten van Griekse en Romeinse schrijvers te lezen en door zelf na te denken, konden mensen zich ontwikkelen.

Slide 21 - Diapositive

Het orgineel:
rond 120 na Chr.
De kopie:
rond 1580 na Chr.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Anatomie
Kennis van het menselijk lichaam

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Wat betekent Renaissance letterlijk?

Slide 30 - Question ouverte

Wat moest volgens de Renaissance-mens opnieuw geboren worden?
A
De tijd van steden en staten
B
De klassieke oudheid
C
De tijd van jagers en boeren
D
De middeleeuwen

Slide 31 - Quiz

Waar tegen richtte de protestanten zich?
A
De christelijke kerk
B
De katholieke kerk
C
Hervormers
D
Ontdekkers

Slide 32 - Quiz


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 33 - Question ouverte


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 34 - Question ouverte