Mijn proefles
1 / 21
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Voorbeeld: je plaatst een hek om de tuin. Hebben we hier te maken met de omtrek of oppervlakte?
A
Omtrek
B
Oppervlakte
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Omtrek betekent
A
De omtrek bepaalt bijvoorbeeld hoeveel terrastegels je nodig hebt
B
De omtrek van een tuin bepaalt hoe lang het hek is dat je eromheen kunt zetten
Slide 10 - Quiz
Wat is de
omtrek?
omtrek?
A
200
B
58
C
62
D
60
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
De oppervlakte druk ik uit in?
A
m2 (vierkante meter)
B
m (strekkende meter)
C
m3 (kubieke meter)
Slide 14 - Quiz
Oppervlakte betekent
A
De oppervlakte bepaalt bijvoorbeeld hoeveel terrastegels je nodig hebt
B
De oppervlakte van een tuin bepaalt hoe lang het hek is dat je eromheen kunt zetten
Slide 15 - Quiz
Wat is de
oppervlakte
van deze kamer?
oppervlakte
van deze kamer?
A
10 m²
B
16 m²
C
20 m²
D
15 m²
Slide 16 - Quiz
Wat is de oppervlakte van de zolderkamer?
A
2 m²
B
8 m²
C
30 m²
D
42 m²
Slide 17 - Quiz
Wat
is de
oppervlakte?
is de
oppervlakte?
A
35
B
300
C
60
D
70
Slide 18 - Quiz
Het berekenen van de omtrek en oppervlakte is......
A
Heel makkelijk
B
Makkelijk
C
Beetje makkelijk,
beetje moeilijk
D
Moeilijk. Help!
