Lezen 5 klas 4
1 / 13
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Waar gaat de tekst over? Probeer dit in enkele zinnen te vertellen.
Slide 3 - Question ouverte
Wat zie je nog meer in de tekst? Denk aan foto's , tabellen, tussenkopjes enz.
Slide 4 - Question ouverte
Wat is de bron van deze tekst?
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
In de tekst worden zaken in een bepaalde tijdsvolgorde weergegeven. Noteer deze zaken in de juiste tijdsvolgorde. Let op de signaalwoorden die tijd aangeven: nu, nadat, toen, daarna, vroeger, straks
Slide 7 - Question ouverte
Waarvoor geeft de schrijver oorzaken of redenen? Let op signaalwoorden die oorzaak-gevolg ( door, doordat, hierdoor, daardoor) of reden/verklaring ( want, omdat daarom) aangeven.
Slide 8 - Question ouverte
Waar sluit de schrijver de tekst mee af?
A
Met een leuk, nieuw gegeven.
B
Met een samenvatting
C
Met een conclusie
D
Met een waarschuwing
Slide 9 - Quiz
Met welk, nieuwe gegeven sluit de schrijver de tekst af?
Slide 10 - Question ouverte
Wanneer je in één zin beschrijft waar de tekst over gaat dan heb je
A
het onderwerp
B
een kernzin
C
de hoofdgedachte
D
een inleiding
Slide 11 - Quiz
Noteer de hoofdgedachte van deze tekst. Noteer dus in één zin waar de tekst over gaat. Begin de zin met een hoofdletter, eindig de zin met een punt.
Slide 12 - Question ouverte
Noteer de hoofdgedachte van deze tekst. Noteer dus in één zin waar de tekst over gaat. Begin de zin met een hoofdletter, eindig de zin met een punt.
