present simple

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1

Wat gaan we doen?

-Wat is present simple?

-Waarvoor gebruik je de present simple

-Hoe vorm je zinnen met de present simple?

-Opdrachten maken & nakijken

- Extra opdracht

-Afsluiting

Present simple

De present simple is een werkwoordstijd in het Engels.

In het Nederlands staat de present simple bekend als de 

''onvoltooid tegenwoordige tijd''

Waarvoor wordt de present simple gebruikt?

Gewoonten en routine: Dingen die regelmatig gebeuren.

   Voorbeeld: "I eat breakfast at 7 AM every day." (Ik eet elke dag om 7 uur 's ochtends ontbijt.)

Waarvoor wordt de present simple gebruikt?

Feiten en algemene waarheden: Feiten die altijd waar zijn.

   Voorbeeld: "The Earth revolves around the Sun." (De Aarde draait om de Zon.)

Waarvoor wordt de present simple gebruikt?

Vaste schema's en evenementen: Dingen die in de toekomst plaatsvinden volgens een vast schema.

  

 Voorbeeld: "The train leaves at 8 PM." (De trein vertrekt om 8 uur 's avonds.)

Hoe vorm je zinnen in de Present Simple-tijd:

Voor bevestigende zinnen:

  - Gebruik het hele werkwoord (bijv. "I eat").

  - Voeg '-s' toe aan de derde persoon (she/he) enkelvoud (bijv. "He eats").

 

Voorbeeld: I eat the same sandwich every day.

Hoe vorm je zinnen in de Present Simple-tijd:

Voor ontkennende zinnen:

  - Voeg "do not" (don't) of "does not" (doesn't) toe voor het hele werkwoord (bijv. "I do not eat" / "He does not eat").

Voorbeeld: He does not like going to the movies.

Hoe vorm je zinnen in de Present Simple-tijd:

Voor vragende zinnen:

  - Begin de zin met "Do" of "Does" (bijv. "Do you eat?" / "Does he eat?").

  - Plaats het onderwerp na "Do" of "Does."

Voorbeeld: Does he always do his homework on Thursday?

                                                   Maak de opdrachten

Opdrachten nakijken

Extra opdracht

Maak tweetallen. 

Stel elkaar de volgende vragen, en beantwoord deze met de present simple;

Questions:

1. What do you do for work?
2. What do you usually eat for breakfast?
3. Which languages do you speak?
4. How often do you exercise in a week?

How did it go?
Also explain why!