CG A1 - semana 4 - clase 1 - 07.03.23

• spaans
• HBO
• Studiejaar 3

¡Bienvenidos a todos!

Semana 4 - clase 1

 el 7 de marzo de 2023

¿Qué tal?

El viaje a Sevilla

we nemen nu de folder samen door

+contracten

¿Habéis estudiado? Hay preguntas?

unas costumbres de países hispanohablantes

la costumbre  =  de gewoonte

En México se celebra el día de los Muertos.

En Bolivia no se habla del trabajo durante la comida.

En España se come tarde.

En España se comen 12 uvas en Nochevieja.

unas costumbres de Holanda

El fin de año se comen “oliebollen”. 

El día del rey se venden cosas viejas en la calle. 

En las fiestas de cumpleaños se come tarta.

unas costumbres de Holanda

terug naar opdracht 12b

Maak nu 3 complete zinnen over gewoontes in Nederland 

(los bares de Holanda)

En grupos de tres 

Costumbre en Holanda

Panamericana

Panamericana
P. 51 

Unidad 6 - Por la ciudad

• een stad beschrijven
• toeristische informatie inwinnen
• naar de weg vragen
• plaatsaanduidingen 
• inlichtingen geven
• gebruik maken van openbaar vervoer

Unidad 6 - HOY TB 1 t/m 6 

• een stad beschrijven
• toeristische informatie inwinnen
• plaatsaanduidingen 
• inlichtingen geven

Invullen opdracht 1

1. Bilbao
2.Havana
3. Granada
4. Bilbao
5. Buenos Aires
6. Buenos Aires

Introducción

Opdr.  2 TB p. 54

Un día en Sevilla

4 estudiantes leen partes del texto sobre Sevilla

¿Están todos 

en la clase?

1)  comer

2) escuchar

3) comprar

4) ver

5) descansar

a) uitrusten

b) kopen

c) eten

d) luisteren

e) zien/ kijken

Verbos

1-c

2-d

3-b

4-e

5-a

Sevilla p. 54 TB: los verbos 

TB Opdr.  2 B & C
  En parejas: in tweetallen 

2B: Schrijf de woorden bij de juiste categorie. 

2C: Bedenk en presenteer wat je in Sevilla zou willen bezoeken en doen, gebruik daarbij: 

primero = eerst , als eerste
después/luego = daarna, vervolgens
al final = als laatste 

Maak opdr. 3a TB p. 55

En Santa Cruz ________ muchos bares.

______ dos confiterías en la Calle Sierpes.

______ una vista fantástica. 

Triana __________ al lado del río.

La tumba de Colón _________ en la catedral.

¿Dónde ________ los cuadros de Goya? 

Info over hay in
de kantlijn lezen en
invullen. 

Opdr. 3 B & C TB p. 55

3B: Lees de tekst bij 3b en beantwoord
de vraag:

¿Qué ciudad es?

3C: omschrijf nu zelf een stad naar keuze. 

3 verbos para "zijn"

ser - estar - haber (hay)

Spreek je Frans? Denk dan aan de "Il y a"

vergelijk:

De moskee bevindt zich...

Waar bevindt zich de/het....?

La mezquita está en el centro

¿Dónde está la estación?

Er is een bar in het centrum

Waar is er een...?

Hay un bar en el centro / ¿Dónde hay un/una ..?

estar + bepaald lidwoord

hay + onbepaald lidwoord

a practicar WB p. 55

      Maak opdr.  2a (invullen) en b (volgende slides)

Noteer 1 zin over jouw stad of dorp waarin je ser en estar gebruikt.

Noteer nog een zin over jouw stad of dorp
waarin je ser en estar gebruikt.

Opdr. 4 TB p. 55

En la oficina de turismo

En la oficina de turismo

1. un restaurante típico

2. un plano de la ciudad

3. una entrada para el concierto de flamenco

4.visitas guiadas en la catedral

5. autobús para Triana

6.comprar sellos

7.abre los lunes

8.las tiendas por la tarde

We bestuderen eerst p. 62 TB: "Informatie inwinnen"

Maak nu opdracht 4a 

op maandag/zondag

el lunes /domingo

's maandags:

los lunes/domingos

Nr. 5 WB p.56

Na de pauze doorgeven of je 

wel/niet mee gaat naar Sevilla.

¿Qué hay en un centro
comercial?

Opdr. 5 TB p. 56 - En un centro comercial

¿Puedes identificar los lugares en el plano?

 -¿Dónde está la farmacia? 

• La farmacia está ____________de los servicios

Plaatsaanduidingen

¡ATENCIÓN!

A LA DERECHA DE LA TIENDA

PERO....

AL LADO DEL ESTANCO

a + el = al
de + el = del 

Opdr. 5 b TB p.56

Fragmento 39

Fragmento 40

Fragmento 41

Fragmento 42

Fragmento 43

Welke plaatsbepalingen  

worden genoemd?  

Kruis ze aan! 

Nr. 6a TB

¿Verdadero o falso?

¿Dónde está?

Op de volgende dia vind je een plattegrond van jouw stad. Vraag en vertel elkaar: 

- wat er in deze stad is

- waar deze gebouwen zich bevinden.

Maak gebruik van de dia's "hay o estar" en "plaatsbepalingen"

 

Por ejemplo:

¿Qué hay en tu ciudad?

- En mi ciudad hay una escuela y un hospital. 

¿Dónde están?

- La escuela está cerca de la cafetería. El hospital está al lado de la tienda de juguetes y enfrente del parque. 

Opdracht: fotocollage challenge

Plaatsbepalingen

• Ga naar buiten  / gebouw
• Maak een foto van jezelf
• Maak een fotocollage van je groep
• Mondeling : presenteer het resultaat
   aan de klas

                                              ¿Dónde está el gato?

está delante de la calefacción

está encima del 

sofá

está debajo de la

mesa

BESPREKEN

UNIDAD 5

REGLAS Y SISTEMAS 
+ 

TEST

los deberes

 werkboek van deel 1 van WB Unidad 6 

opdr. 1 t/m 5
Opdr. 8 + 10 + 14
Stencil uitdelen 

1. SER/ HAY / ESTAR
2. KLINKERWISSELING

Hasta el miércoles

Eventueel korte filmpjes NOS 
Woordenschat