H6 Vergelijkingen + woordvolgorde

Grammatica uitleg Hoofdstuk 6
- de vergelijkingen. 
- de woordvolgorde. 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica uitleg Hoofdstuk 6
- de vergelijkingen. 
- de woordvolgorde. 

Slide 1 - Diapositive

Deel 1: de vergelijkingen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Trappen van vergelijking
1e: Stellende Trap : hij is groot
2e: Vergrotende Trap : hij is groter / minder groot / even groot
3e: Overtreffende Trap : hij is het grootst

Slide 4 - Diapositive

2e Trap van vergelijking
groter dan 
even groot als
minder groot dan

Slide 5 - Diapositive

2e Trap van vergelijking
In het Frans
Je hebt 3 onderdelen nodig:
- moins / aussi / plus = minder / even / meer
- bijvoeglijk naamwoord
- que / qu'
2e Trap van vergelijking 
in het Frans

Slide 6 - Diapositive

Je hebt 3 onderdelen nodig:
- moins / aussi / plus                 =  minder / even / meer
- bijvoeglijk naamwoord (in de juiste vorm)
- que / qu'
Exemples:  Il est moins intelligent que son frère.
                        Marie est aussi belle qu'Amélie.
                        Mon cousin est plus petit que ma cousine.

Exemples: 
 Il est moins intelligent que son frère.
 Marie est aussi belle qu' Amélie.
 Mon cousin est plus petit que ma cousine.
 
- moins / aussi / plus = minder / even / meer
- bijvoeglijk naamwoord (in de juiste vorm)
- que / qu'

Slide 7 - Diapositive

2e Trap van vergelijking


Hoe zeg ik dan:
1. Zij is minder jaloers dan haar zus.


Slide 8 - Diapositive

De antwoorden



1. Elle est moins jalouse que sa soeur.

Slide 9 - Diapositive

2e Trap van vergelijking
Hoe zeg ik dan:
2. Engels is even belangrijk als wiskunde.


Slide 10 - Diapositive

De antwoorden
2. L'anglais est aussi important que les maths.

Slide 11 - Diapositive

2e Trap van vergelijking


Hoe zeg ik dan:
3. Mijn broer is jonger dan ik.

Slide 12 - Diapositive

De antwoorden



3. Mon frère est plus jeune que moi.

Slide 13 - Diapositive

Vertaal: Mijn vriend is minder nerveus dan ik.
A
Mon ami est plus nerveux que moi.
B
Mon ami est moins nerveux qu'moi.
C
Mon ami est moins nerveux que moi.
D
Mon amie est moins nerveux que moi.

Slide 14 - Quiz

Vertaal: De voorstelling is interessanter dan het boek.
A
Le spectacle est plus intéressant que le livre.
B
Le spectacle est moins intéressant que le livre.
C
Le cinéma est plus intéressant que le livre.
D
Le film est plus intéressant que le livre.

Slide 15 - Quiz

Vertaal: De jurken zijn duurder dan de T-shirts.
A
Les robes sont plus cher que les T-shirts.
B
Le robes sont aussi chères que les T-shirts.
C
Les robes sont plus chers que les T-shirts.
D
Les robes sont plus chères que les T-shirts.

Slide 16 - Quiz

Zijn moeder is even groot als zijn tante. =

Slide 17 - Question ouverte

De bijv nw pas je, net als altijd, aan aan het znw:
par exemple:

Le garçon est plus beau que son père.
La fille est plus belle que sa mère.
Les enfants sont plus beaux que leurs parents.

Slide 18 - Diapositive

Het bijv nw BON is echt onregelmatig. Kijk maar:

Le garçon est meilleur que son père.
La fille est  meilleure que sa mère.
Les enfants sont  meilleurs que leurs parents.
Les filles sont meilleures que les garçons.

Wat valt je nog meer op behalve dat het woord 'bon' verandert in 'meilleur'?
Juist: er staat geen 'plus' bij: meilleur = 'plus bon'

Slide 19 - Diapositive

Deel 2: de woordvolgorde

Slide 20 - Diapositive

Bekijk onderstaande zinnen goed op woordvolgorde:

.
ik ga een t-shirt kopen.
ik heb een t-shirt gekocht. 

Slide 21 - Diapositive

Nederlands:


ik ga een t-shirt kopen. 
ik heb en t-shirt gekocht.

Ondewerp + persoonsvorm + rest vd zin + rest van de werkwoorden. 


Frans:


je vais acheter un t-shirt.
j'ai acheté un t-shirt.

Onderwerp + werkwoorden + rest

Slide 22 - Diapositive

ontkennende zin. 
In een ontkennende zin komt er echter wel iets tussen: 
ne..pas komt dan om het eerste werkwoord heen te staan. 

Slide 23 - Diapositive

Nederlands 

ik ga niet naar Frankrijk


Frans

Je ne vais pas en France

Slide 24 - Diapositive

Let op twee dingen:
- sommige woorden staan altijd na de persoonsvorm. 
- plaatsbepaling. 

Slide 25 - Diapositive

Deel 1: Sommige woorden ALTIJD na de pv. 
.
souvent, toujours, encore, bien, ma, beaucoup, déjà. 

Slide 26 - Diapositive

Nederlands 


ik help altijd mijn vrienden

Frans


J'aide toujours mes amis.

Slide 27 - Diapositive

2. plaatsbepaling
plaats staat altijd voor of achteraan de zin, je mag zelf kiezen waar. 

Slide 28 - Diapositive

Nederlands 




Ik ga morgen een t-shirt kopen
Frans


demain, je vais acheter un t-shirt. 

je vais acheter un t-shirt, demain.

Slide 29 - Diapositive