4M week 35 les 1

4M week 36 les 2
Leestoets oefenen
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

4M week 36 les 2
Leestoets oefenen

Slide 1 - Diapositive

LEESVAARDIGHEID

Slide 2 - Diapositive

Training Leesvaardigheid
Allemaal trucjes voor je examen

Slide 3 - Diapositive

Hoe wordt ik beter in het maken van teksten?
- Ken de signaalwoorden

-Ken je woordjes (woordenschat zorgt voor begrip)

- Ken de vraagsoorten en de beste aanpak

- Oefenen, oefenen, oefenen

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Signaalwoorden
Zorg dat je:
A) signaalwoorden herkent
B) Weet welk verband ze aangeven
C) Hoe je ze in een zin gebruikt
D) LEER JE SIGNAALWOORDEN!!!!!


Slide 6 - Diapositive

Opsomming
Signaalwoorden die aangeven dat er een opsomming is van meerdere onderdelen. Meerdere voorbeelden of onderdelen die bijdragen bij aan het hoofdpunt in die zin of alinea.
Voorbeelden:
  • I like playing football, as well as volleybal.
  • I love being out side, moreover I do not care if it is cold or raining.
  • That boy is rude. First of all, he didn't say hello, secondly he didn't shake my hand and lastly he never thanked me for the gift. 

Slide 7 - Diapositive

I won't go to the party, ________ you go with me.
A
unless
B
moreover
C
likewise
D
although

Slide 8 - Quiz

They like to watch soap operas
____________ films on TV.
A
in fact
B
furthermore
C
as well as
D
in short

Slide 9 - Quiz

I do not like it here. I am all by my self, __________ there aren't any fun activities I could do.
A
consequently
B
moreover
C
matter of fact
D
so

Slide 10 - Quiz

oorzaak en gevolg
Deze signaalwoorden geven aan dat er hierna een reden wordt gegeven waarom iets is gebeurt (oorzaak) en/of wat er hierdoor gaat gebeuren (gevolg).
Voorbeelden:
  • As you were not there, I left a message.
  • We all got food poisoning, due to the bad take out food.
  • He brought news of the accident, hence we listen to him attentively.

Slide 11 - Diapositive

He should not be doing this job, ... he was not trained for it.
A
despite
B
however
C
since
D
such as

Slide 12 - Quiz

He did not concern himself with the interests of his own class, and ______________ some thought him arrogant and others thought him stupid.
A
consequently
B
as well as
C
due to
D
as a matter of fact

Slide 13 - Quiz

Tegenstelling 
Als je deze signaalwoorden tegenkomt in een tekst, weet je dat de schrijver een andere kant opgaat in zijn tekst dan ervoor. De schrijver gebuikt bijvoorbeeld een argument tegen wat ervoor was gezegd. 
Voorbeelden:
  • She is a lovely girl, nevertheless she needs to study harder if she wants to pass her exam.
  • I love chocolate as much as the next person, still it is not a healthy snack.
  • Peter runs every day, unlike his wife, who never runs. 

Slide 14 - Diapositive

Welk signaal woord in de tekst geeft een tegenstelling aan?

Slide 15 - Question ouverte

They didn't listen, __________ I warned them many times.
A
even though
B
first of all
C
rather
D
on the other hand

Slide 16 - Quiz

Vergelijking 
Als je deze signaalwoorden tegen komt in een tekst, weet je dat het genoemde dan hetzelfde als iets anders is of er mee te vergelijken is. 
voorbeelden:
  • Amsterdam is small, compared to New York.
  • The Alps are equally as impressive as the Rocky Mountains.

Slide 17 - Diapositive

Welk woord geeft een vergelijking aan?
A
Therefore
B
Likewise
C
hence
D
For example

Slide 18 - Quiz

Welk signaalwoord in deze
tekst geeft een vergelijking
aan?
But look at it this way – dogs give very wet
and sloppy kisses, so by comparison, you must seem like the world’s greatest kisser. As long as the dog gets the kissing and you get the petting, I wouldn’t worry. 

Slide 19 - Question ouverte

Voorwaarde 
Door deze signaalwoorden weet je dat er een voorwaarde aan iets wordt gesteld in de tekst. Doordat er aan iets voldaan wordt, kan er iets anders gebeuren. 
Voorbeelden:
  • I'll give you a treat, provided you work hard during training.
  • Unless you open the door, you will not be able to get into that room.

Slide 20 - Diapositive

Welk signaalwoord
duidt een voorwaarde
aan?
“They’ll be wanting to move back,” says Rouse. “If they can afford it,” says Simpson. “I just saw the first £1.5 million house get sold.” Rouse isn’t pushing for a posher neighbourhood: she just wants to make Harlesden friendlier.
A
wanting
B
if
C
just
D
pushing

Slide 21 - Quiz

Voorbeeld & Relativering
Je hebt signaalwoorden die een voorbeeld aangeven. 
Voorbeeld: Some animals live in packs, such as wolves and lions. 

Je hebt ook signaalwoorden die aangeven dat er een relativering volgt. Relativering is iets dat verband houdt met iets dat al eerder is gezegd. Het heeft ermee te maken, maar het is niet hetzelfde of een voorbeeld. 
Voorbeeld: He was angry, actually he was absolutely furious.

Slide 22 - Diapositive

Wat is een signaal-
woord dat een
voorbeeld aanduidt
in deze tekst?
We pass Hawkeye Records, the reggae store that also sells bread, and there is a shop that sells “spray for de-demonising your house”. Many residents, such as Leroy Simpson, have lived here all their lives. He is chair of Harlesden Town Team, which is a residents’ group that tries to improve the area.
A
that also
B
and
C
such as
D
which

Slide 23 - Quiz

Conclusie 
Als je deze signaalwoorden tegenkomt in een tekst, weet je dat de schrijver aan het einde is gekomen van bijvoorbeeld zijn verslag of zijn opsomming van argumenten. 

Voorbeelden:
  • He got a promotion, after all, he works hard.
  • All in all, it was a lovely day.

Slide 24 - Diapositive

Which word doesn't signify a conclusion?
A
All in all
B
in short
C
therefore
D
by contrast

Slide 25 - Quiz

Welk woord/woorden
geven aan dat er een
conclusie wordt
gegeven?
So even if the cost is shaved a bit, some parents will still choose to take their kids away when they should be in the classroom.
The bottom line is, we all have to make choices – and when you’re a
parent, you’ve already made one big choice, which has as a consequence that from here on you’ll have to shell out a lot more cash, and your life will be a lot less convenient for many years into the future.

Slide 26 - Question ouverte

Tijd / Volgorde
Signaalwoorden die een tijd aangeven lijken misschien makkelijk, maar worden vaak over het hoofd gezien, terwijl ze vaak belangrijk zijn om het juiste antwoorde te vinden.
Let ook goed op of er tijd-signaalwoorden in de vraag staan.
voorbeeld:
  • Initially the fox was disapearing, but now they are thriving, because of the food they find in the city. 

Slide 27 - Diapositive

Welke van de volgende signaal woorden geeft GEEN tijd/volgorde aan?
A
Before
B
After all
C
Until
D
Today

Slide 28 - Quiz

WAT IS EEN SIGNAALWOORD VAN TIJD?
Now the number of sparrows in London is falling. There used to be a lot of neglected buildings in this area which provided very adequate nesting sites for the house sparrows. Spiralling house prices have changed that. The rise and rise of the grey squirrel population has resulted in a competition for food also leading to a disastrous decline in house sparrow numbers. 

Slide 29 - Question ouverte

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
As well as
In short
Therefore
To criticize
For instance
Opsomming
conclusie
Oorzaak en gevolg
Tegenstelling
Voorbeelden

Slide 30 - Question de remorquage

Stappenplan teksten
1. Scannen: Titel, plaatjes, intro -> Waar gaat de tekst over?
1a. LEES NIET DE HELE TEKST DOOR!!!
2. Lees de vraag: In welke alinea's moet je kijken? -> aanstrepen
3. wat voor soort vraag is het? ABCD/gaten/open/bewering?

4. Volg de stappen die nu nog gaan komen.

Slide 31 - Diapositive

Vraagsoorten
- Meerkeuzevraag
- Open vraag
- Gatenvraag
- Beweringenvraag

Slide 32 - Diapositive

Welke vraagsoort is het moeilijkst?

Slide 33 - Carte mentale

Meerkeuzevraag (vervolgd)
1. Lees de relevante tekst, en niets meer!
2. Streep alle signaal- en functiewoorden aan
3. Lees dan pas de antwoorden.
4. Haal de duidelijk foute antwoorden er tussenuit.
5. Past het antwoord in het onderwerp van de tekst? (Je hebt vooraf gescand).
6 Kies je antwoord

Slide 34 - Diapositive

Open vragen
Bij een open vraag is het belangrijk dat je de tijd neemt om de vraag goed te lezen.

De vraag zegt namelijk vaak al waar je moet zoeken en waar je op moet letten. 

Daarnaast staat er ook hoe je het antwoord moet opschrijven, bijvoorbeeld door te citeren, of met een of twee woorden, of in Nederlands. 

Slide 35 - Diapositive

Stappenplan
- Lees de vraag en markeer als dat kan het stuk tekst waar je het antwoord moet zoeken. Als er een citaat in de vraag staat markeer je dat. Het antwoord staat daar namelijk vrijwel altijd dichtbij.

- Daarna kijk je in de vraag wat ze precies willen weten. Vragen ze om een voorbeeld, een tegenstelling of toch een opsomming?

- Met het antwoord op de vorige vraag ga je zoeken naar signaalwoorden die dat tekstverband weergeven.

- Vlakbij het juiste signaal- of functiewoord zul je het antwoord vinden.

- Schrijf daarna het antwoord op volgens de instructies in het examen, waarbij de taaltekenregels niet vergeten moeten worden. 
Voorbeeld

Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de
aantallen rode eekhoorns? 
Geef antwoord in het Nederlands. 

--> Je markeert alinea 1.
--> Ze zoeken een belangrijke oorzaak/reden
--> er is een vermindering in het aantal rode eekhoorns
--> Je moet in eigen woorden in het Nederlands antwoorden

Slide 36 - Diapositive

Gatenvragen
De vrees van menig leerling, maar stiekem niet zo moeilijk, als je je (signaal)woorden kent.

Er zijn 2 soorten:
-gatenvragen met signaal-/functiewoorden 
Kan een gatenvraag zijn, maar ook bijvoorbeeld 'hoe verhoudt deze alinea zich tot de vorige'.
- echte gatenvragen


Slide 37 - Diapositive

Stappenplan: Signaal-/functiewoorden
- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na de gap.

- Probeer te zien welk tekstverband er tussen deze twee zinnen zit. 

- Zoek daar je antwoord op uit.

- Werkt dit niet, kijk dan naar de antwoorden : Zit er een antwoord voor voorbeeld bij? Grote kans dat dat het juiste antwoord is. Anders mogelijk tegenstelling of opssomming.

- Werkt dit ook niet, vertaal de zinnetjes dan en kijk of een van de antwoordopties logisch klinkt.

Slide 38 - Diapositive

Echte gatenvragen
- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na       de gap.
- Kijk of in die zinnen signaalwoorden staan, liefst in de buurt van de gap.
- Nog niet genoeg? Kijk of je een tegenstelling van een positieve zin en een       negatieve zin kunt vinden.
- Nog niet genoeg? Kijk of er een tegenstelling in de antwoorden te vinden         is,  bv. tussen A en B.
- Nog niet genoeg? Kies het antwoord dat het dichtst bij het onderwerp van       de tekst ligt.

Slide 39 - Diapositive

Any questions left?

Slide 40 - Carte mentale

Slide 41 - Vidéo

Slide 42 - Vidéo

Slide 43 - Vidéo