Blok 4 Week 5

English
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

English

Slide 1 - Diapositive

To Do:
  • 6D:
  • 6E:
  • SO Vocabulary Chapter 6
  • Handelingsdeel Tekst 4

Slide 2 - Diapositive

Aims
- Je kunt over sport en hobby's praten
- Je kunt de trappen van vergelijking toepassen
- Je kunt een Engelse tekst lezen en in eigen woorden samenvatten

Slide 3 - Diapositive

Chapter 6

Slide 4 - Diapositive

6D: Speaking & Stones p. 118-121
Stone 16 & Stone 17

Wat:
Exercise 22: lees de zinnen van stone 16 nog een keer door en vul de ontbrekende delen van het gesprek in bij b.
Exercise 23: vertaal de woorden naar het Nederlands. Markeer de sporten die je binnen doet geel en de sporten die je buiten doet groen.
Exercise 25: beschrijf 3 hobby's uit het paarse blokje op p. 119 in het Engels. Vertel ook waarom je de hobby leuk vindt of niet.
Exercise 27: lees de zinnen van stone 17 nog een keer door. Schrijf bij elke afbeelding een zin uit stone 17.
Hoe: zelfstandig, fluisterend overleg met je buurman/buurvrouw.
Klaar: Slim Stampen > Hoofdstuk 6 > Theme Words B-D-H
             

Slide 5 - Diapositive

Grammar: vergelijkingen (I)
Deze auto is kleiner dan die auto. > This car is smaller than that car.  (small)
Jim is jonger dan Kim. > Jim is younger than Kim. (young)

Deze auto is de kleinste in de straat. > This car is the smallest in the street. (small)
Kim is de jongste van de klas. > Kim is the youngest of the class. (young)

* Soms medeklinker dubbelen: big > bigger > biggest 
* Woorden eindigend op -e alleen 'r' of 'st' toevoegen : nice > nicer > nicest
* Woorden eindigende op -y veranderen in 'ie' : funny > funnier > funniest

Slide 6 - Diapositive

Grammar: check
1) My house is ____________ (large) her house.
2) Your dog runs __________(fast) Jim's dog.
3) Debbie is ___________ (old) me.
4) My house is the _________ (large) one in our neighbourhood.
5) Your dog ran the _________ (fast) in the race.
6) Debbie is the _____________ (old) in her class.

Slide 7 - Diapositive

Grammar: Vergelijkingen (II)
Vergelijkingen met "lange" bijvoeglijke naamwoorden (> 3 lettergrepen)

beautiful > more beautiful > most beautiful

Jack's auto is mooi. > Jack's car is beautiful. 
Peter's auto is mooier.> Peter's car is more beautiful. 
Rosie's auto is het mooiste.> Rosie's car is the most beautiful.

Sommige woorden hebben eigen vorm:
good > better > best
bad > worse > worst

Slide 8 - Diapositive

Grammar: Check
Exercise 30b + 33b: samen
Adjective = bijvoeglijk naamwoord (bijv. mooi)
syllables = lettergrepen
comparative = vergrotende trap (bijv. mooier)
superlative = overtreffende trap (bijv. mooist)


Slide 9 - Diapositive

6E: Grammar p. 122-125
Wat:
Exercise 31: omcirkel het juiste woord en vul deze in.
Exercise 32: maak de vergelijkingen in het Engels. Bijvoorbeeld: 
                          Kenneth is de jongste.
                         Margareth is kleiner dan Luke.
                         Margareth is de knapste.
                        Luke is dunner dan Leo.
                        Luke is de oudste.
                        Leo is groter dan Margareth.
                        Leo is de langste.
Exercise 34a: lees de e-mail en vul de juiste vergrotende en overtreffende trappen in.
Hoe: zelfstandig, fluisterend overleg met je buurman/buurvrouw.
Uitkomst: we gaan de antwoorden een komende les nakijken.
Klaar: Handelingsdeel tekst 4 afronden.

Aan het einde van de les: exercise 16 samen!

Slide 10 - Diapositive

Handelingsdeel: Artikelen lezen
Deze week: lees Artikel 4

Slide 11 - Diapositive