Engelse toets oefenen

Oefenen Engelse toets
groep 7
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Oefenen Engelse toets
groep 7

Slide 1 - Diapositive

Welke woorden van de toets ken je al vóórdat je begint met leren?

Slide 2 - Carte mentale

Words 
Vervoer (transport)

Slide 3 - Diapositive

Schrijf de Nederlandse vertaling op:
By car, by plane, by boat, by bike, by bus, by train

Slide 4 - Question ouverte

Kijk naar het plaatje, hoe wordt er gereisd?
A
By train
B
By bus
C
By bike
D
By car

Slide 5 - Quiz

Kijk naar het plaatje, hoe wordt er gereisd?
A
By boat
B
By plane
C
By bus
D
By bike

Slide 6 - Quiz

Kijk naar het plaatje, hoe wordt er gereisd?
A
By boat
B
By train
C
By bike
D
By plane

Slide 7 - Quiz

Kijk naar het plaatje, hoe wordt er gereisd?
A
By plane
B
By train
C
By bike
D
By car

Slide 8 - Quiz

Welk woordje mag je niet vergeten als je bijvoorbeeld opschrijft 'met de auto'?
A
The
B
A
C
With
D
By

Slide 9 - Quiz

Words 
Manieren van reizen (ways to travel)

Slide 10 - Diapositive

Cruise
Bike trip
Group tour
Backpack trip
Camping trip
City trip

Slide 11 - Question de remorquage

Find a picture of monkeys
(let op de s achter het woord monkey!)

Slide 12 - Question ouverte

Words 
Wat je kan doen op vakantie (what to do on a holiday)

Slide 13 - Diapositive

Schrijf de Nederlandse vertaling op:
enjoy nature, hike, relax, see historical buildings

Slide 14 - Question ouverte

Wat zie je op het plaatje?
A
In the desert
B
Learn how to surf
C
Do nothing
D
A waterfall

Slide 15 - Quiz

Wat zie je op het plaatje?
A
Drive a truck
B
Backpack
C
Scuba diving
D
A waterfall

Slide 16 - Quiz

Wat zie je op de plaatjes?
A
at the beach & in the desert
B
to hike in the desert
C
mountains & desert
D
A waterfall and sand

Slide 17 - Quiz

Kijk naar het plaatje en vul twee woorden in:
A ... to the ...

A
waterfall - path
B
trip - path
C
trip - desert
D
path - waterfall

Slide 18 - Quiz

Wat zie je op het plaatje?

A
People
B
Monkeys
C
Rainbow
D
Behind

Slide 19 - Quiz

Wat betekent 'to hike'?
A
Wandelen
B
Een wandeltocht maken
C
Fietsen
D
Haken

Slide 20 - Quiz

Phrases  - part 1
Pak een blaadje en schrijf de vertaling van de volgende zinnen op je blaadje

Slide 21 - Diapositive

Phrases
(denk goed na over de onderstreepte woorden)
1. How would you like to travel?

2. Would you like to go to New York?

3. What would you like to see?

4. What kind of trip would you like to take?

Slide 22 - Diapositive

Phrases  - part 2
Schrijf  nu achter de zinnen die je bij part 1 hebt opgeschreven, een passend antwoord. Kies uit de volgende zinnen.

Slide 23 - Diapositive

Phrases
(Wat zijn de goede antwoorden? Zet de nummers achter je zinnen. Er blijven er twee over)
1. I'd like to go on a backpack trip
2. I'd like to see the elephants at the zoo.
3. I'd like to travel by plane.
4. If I were you, I'd go to New York.
5. I think you should go to New York. 
6. Yes, I would really like to go there!
I'd = I would

Slide 24 - Diapositive

Grammar (grammatica)
Meervoud. In het Engels krijgen de meeste woorden in het meervoud een s erachter. Sommige woorden hebben een eigen vorm. Schrijf op je blaadje het meervoud van de volgende woorden. 

Slide 25 - Diapositive

Meervoud
One woman - two ...
One car - four ...
One school - two...
One museum - three ...
One child - five ...
One hill - two ...
One drink - two ...

Slide 26 - Diapositive

Bijna de laatste vraag! Hoe voel je je nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage

Draai de spinner en zeg de vertaling van de woordjes hardop

Slide 28 - Diapositive

Welke woorden/zinnen vond je heel lastig en moet je nog een keer goed bekijken?

Slide 29 - Carte mentale

Slide 30 - Diapositive