Bespreking - Toets in woots

Hier een korte samenvatting van de vragen en antwoorden van de toets in woots
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hier een korte samenvatting van de vragen en antwoorden van de toets in woots

Slide 1 - Diapositive

1a. Hoe begin je bij het ontleden van een meervoudige (samengestelde = beste benaming) zin?
A
Hoofdzinnen en bijzinnen bepalen
B
Net als bij een enkelvoudige zin
C
onderwerp en lijdend vw bepalen
D
Het maakt niet uit hoe je begint

Slide 2 - Quiz

1b. Noem een belangrijk verschil tussen een hoofdzin en een bijzin?
A
Bz geeft informatie over de hz
B
hz is een zelfstandige zin
C
hz= een zin waar de pv na het 1e zinsdeel of vooraan in de zin staat
D
bz=ow en pv naast elkaar; geen andere zinsdelen ertussen

Slide 3 - Quiz

Wanneer ik me naar het bord omdraai, schrijven jullie in je schrift.
Hoe is de zin samengesteld?
A
bijzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
bijzin + bijzin

Slide 4 - Quiz

1c. Heeft Julia jou verteld dat ze gek is op Jochem, om jou jaloers te maken?
Door welke WOORD(GROEP) kan je de bijzinnen vervangen?
A
Heeft Julia jou DAT verteld?
B
Heeft Julia jou DAAROM IETS verteld?
C
Heeft Julia jou verteld DAT ZE GEK IS OP JOCHEM?
D
Heeft Julia HET jou verteld?

Slide 5 - Quiz

1c. Heeft Julia jou verteld [dat ze gek is op Jochem], om jou jaloers te maken?
Hoe noem je het zinsdeel tussen haakjes?
A
bijvoeglijkebijzin
B
lijdendvoorwerp-zin
C
bijwoordelijkebijzin
D
meewerkendvoorwerp-zin

Slide 6 - Quiz

1c. Heeft Julia jou verteld dat ze gek is op Jochem, [om jou jaloers te maken]?
Hoe noem je het zinsdeel tussen haakjes?
A
bijvoeglijkebijzin
B
lijdendvoorwerp-zin
C
bijwoordelijkebijzin
D
meewerkendvoorwerp-zin

Slide 7 - Quiz

Wat is de beste vertaling van het woord nostalgie?
A
heimwee
B
verlangen naar iets dat er niet meer is
C
Nostalgie hebben
D
ergens naar terug verlangen

Slide 8 - Quiz

1d. Maak een goede zin met nostalgie, corona en Amadeus?
A
Ik heb nostalgie naar het Amadeus als corona voorbij is
B
Ik ben nostalgisch naar de tijd op het Amadeus voor corona
C
Het Amadeus heeft nostalgie naar de tijd voor corona
D
Ik heb nostalgie gekregen naar het Amadeus van voor corona

Slide 9 - Quiz

1f. Voor mij was vroeger mijn knuffel (............) voor mij.
A
onmiskenbaar=duidelijk merkbaar
B
onmisbaar
C
onherkenbaar
D
duidelijk merkbaar

Slide 10 - Quiz

1f. Het meisje is (.............) met haar fel rode jas in het publiek, waar iedereen een donkere jas aan heeft.
A
onherkenbaar
B
onmisbaar
C
onmiskenbaar=duidelijk merkbaar
D
niet te missen

Slide 11 - Quiz

1f. Corona is een virus dat veel schade aan de wereld heeft gebracht, dat is (...............) het geval.
A
onherkenbaar
B
onmisbaar
C
onmiskenbaar= duidelijk merkbaar
D
niet te missen

Slide 12 - Quiz

2. zich kapot moeten schamen
A
litotes
B
hyperbool
C
eufemisme
D
understatement

Slide 13 - Quiz

2. een paar centen

A
hyperbool
B
litotes
C
understatement
D
eufemisme

Slide 14 - Quiz

2. geenszins hebben verveeld
A
understatement
B
eufemisme
C
hyperbool
D
litotes

Slide 15 - Quiz

2. de gekleurde medemens
A
een interview
B
veel vragen en daar achter meteen een antwoord
C
een inleiding met een vraag, een middenstuk met antwoorden en een conclusie als slot
D
een inleiding met de relevante kenmerken, een middenstuk met positieve en negatieve aspecten en een totaaloordeel als slot

Slide 16 - Quiz

3b. Een vraag - antwoordstructuur kun je het beste als volgt samenvatten?
A
een interview
B
veel vragen en daar achter meteen een antwoord
C
een inleiding met een vraag, een middenstuk met antwoorden en een conclusie als slot
D
een inleiding met de relevante kenmerken, een middenstuk met positieve en negatieve aspecten en een totaaloordeel als slot

Slide 17 - Quiz

3d. Een verklaringsstructuur kun je het beste als volgt samenvatten?
A
ze vertellen je iets. je krijgt niet perse antwoord op iets. op het einde word een conclusie/ verklaring gegeven.
B
inleiding = bepaald verschijnsel middenstuk = verklaring / oorzaken / redenen slot = samenvatting of conclusie
C
een inleiding met een vraag, een middenstuk met antwoorden en een conclusie als slot
D
een inleiding met de relevante kenmerken, een middenstuk met positieve en negatieve aspecten en een totaaloordeel als slot

Slide 18 - Quiz

Deze toets telt 0 keer mee

Slide 19 - Diapositive