3AH - nouvel an/ bron C - c.3 ed.6.1 - 9/1

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

v
Le Nouvel An
Bonne Année
Le réveillon de la Saint-Sylvestre
Feu d'artifice
Les meilleurs voeux
Le Jour de l'An
Exercice
timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Le Nouvel An
(Oud en Nieuw)
Bonne Année
(Gelukkig Nieuwjaar)
Le réveillon de la Saint-Sylvestre
(Oud en Nieuw)
Feu d'artifice
(vuurwerk)
Les meilleurs voeux
(de beste wensen)
Le Jour de l'An
Nieuwjaarsdag/ 
1 januari

Slide 3 - Diapositive

Exercice
Hoe vieren de gevraagde mensen op straat oud en nieuw? Met wie/ waar/ wat gaan ze doen?
Schrijf op in je schrift.
1. meneer met de snor
2. mevrouw met de bril
3. oude mevrouw
4. mevrouw met de muts

Slide 4 - Diapositive

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
Aujourd'hui
Jeudi 9 janvier
1. Le nouvel an
2. But                                  
3. Écrire et parler bron C                         
4. Evaluation                       
But: ik ken een aantal woorden die met reizen te maken hebben. 

Slide 5 - Diapositive

Exercice (opdracht):
Je gaat onderstaande woorden vertalen in het Nederlands.

billet                            départ           moins cher
aller simple                arrivée           date
aller retour                 heure
coûtent                       tgv



timer
3:00

Slide 6 - Diapositive

à la gare
We gaan luisteren naar een gesprek op het station. 

Slide 7 - Diapositive

Je gaat luisteren naar een gesprek op het station. Beantwoord de vragen.
1. Waar wil de reiziger naartoe?
2. Waar staat het getal 31 voor?
3. Waar staat het getal 37 voor?
4. Wil de reiziger een retour of een enkele reis?

Slide 8 - Diapositive



Ex. 12ab
page 104
12a
12b

Slide 9 - Diapositive

Exercice
1. Kijk naar de instapkaart op blz. 105. Maak 6 vragen die je kunt stellen over de instapkaart. Gebruik de zinnen op blz. 104.

2. Maak 6 antwoorden die passen bij de vragen die je hebt gemaakt en bij de instapkaart.

3. Voer een gesprek over de instapkaart.

Slide 10 - Diapositive

Evaluation
But:  
ik ken een aantal woorden die met reizen te maken hebben. 

Slide 11 - Diapositive

ik ken een aantal woorden die met reizen te maken hebben.

Slide 12 - Carte mentale