Klas 2 - Uitleg répétition des verbes

'Répétition des verbes'
Uitleg
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

'Répétition des verbes'
Uitleg

Slide 1 - Diapositive

De regelmatige werkwoorden
in de présent.
drie groepen:
WW - ER
WW - IR (leren we nu niet)
WW - RE (leren we nu niet)

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

(adorer)
Il ...... l’informatique.
A
adores
B
adorent
C
adore
D
adorons

Slide 4 - Quiz

(aimer)
Nous ........ les chats.
A
aimons
B
aime
C
aimez
D
aimes

Slide 5 - Quiz

(rigoler)
Elles .......... ensemble.
A
rigole
B
rigolent
C
rigolez
D
rigoles

Slide 6 - Quiz

(travailler) Les garçons ....
Wat als de zin niet begint met een persoonlijk voornaamwoord (Je/tu/il/elle/on/etc.), maar met andere woorden als onderwerp? 

voorbeeld : (travailler) Les garçons .... ensemble. 

Je kiest voor de vorm van il/elle/on of ils/elles.  Het verschil tussen deze twee is enkelvoud of meervoud.
Dus: 
Staat het onderwerp in enkelvoud, dan kies je voor de vorm van il/elle/on.
Staat het onderwerp in meervoud, dan kies je voor de vorm van ils/elles.

Slide 7 - Diapositive

(travailler)

Les garçons .... ensemble.
A
travaillent
B
travaillez
C
travaillons
D
travaille

Slide 8 - Quiz

(parler)
Ma soeur .... souvent.
A
parles
B
parlent
C
parlons
D
parle

Slide 9 - Quiz

Nu jullie:
(écouter)
Les élèves ... la musique.

Slide 10 - Question ouverte

(commencer)
La classe ... à 9:00

Slide 11 - Question ouverte

(regarder)
Mes parents ... un film

Slide 12 - Question ouverte

Maintenant, c'est à vous!
Maak nu 'Exercice B, opdracht 1' (verder) in je 'répétition des verbes'.

Slide 13 - Diapositive

De onregelmatige werkwoorden
être 
avoir
faire
aller

Slide 14 - Diapositive

under construction

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Maintenant, c'est à vous!
Maak nu 'opdracht 2 t/m 8' (verder) in je 'répétition des verbes'.
Vergeet niet je antwoorden na te kijken!

Slide 19 - Diapositive

De regelmatige werkwoorden
in de passé composé
drie groepen:
WW - ER
WW - IR (leren we nu niet)
WW - RE (leren we nu niet)

Slide 20 - Diapositive

Schrijf zoveel mogelijk voorbeelden op van de voltooide tijd in het Nederlands.

Voorbeelden;
*Ik heb lunch gegeten.
*Ik heb gelachen.
nu jij!

Slide 21 - Carte mentale

De voltooide tijd
De voltooide tijd bestaat altijd uit twee woorden:
eerst een vorm van 'hebben', en dan het 'voltooid deelwoord'.
Ik heb verloren met quizlet live.
ik heb gelachen

Slide 22 - Diapositive

en français 
In het Frans is de opbouw hetzelfde:
Eerst een vorm van het werkwoord avoir(hebben) + het voltooid deelwoord

eerst even het werkwoord Avoir , hoe zat dat ook alweer....

Slide 23 - Diapositive

Het werkwoord avoir
J'
Tu
Il/Elle/On

Vous
Nous
Ils/Elles

ai
as
avons
a
ont
avez

Slide 24 - Question de remorquage

het voltooid deelwoord en français
Daarna komt het voltooid deelwoord (bijv. verloren/ gelachen)
In het Frans gebeurt het volgende bij alle regelmatige werkwoorden die eindigen op de letters '-er': 

Stap 1: je haalt 'er' van het werkwoord af. (parler -> parl)
Stap 2: je voegt é eraan toe (parl + é = parlé) 

Slide 25 - Diapositive

Résumé
pers.vnw + vorm van avoir + ww - er + é = passé composé

J'ai parlé
tu as parlé 
il/elle/on a parlé
nous avons parlé
vous avez parlé
ils/elles ont parlé

Slide 26 - Diapositive

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Je (parler)

Slide 27 - Question ouverte

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Tu (parler)

Slide 28 - Question ouverte

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Il (parler)

Slide 29 - Question ouverte

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Nous (parler)

Slide 30 - Question ouverte

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Vous (parler)

Slide 31 - Question ouverte

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Ils (parler)

Slide 32 - Question ouverte

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Je (danser)

Slide 33 - Question ouverte

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Il (manger)

Slide 34 - Question ouverte

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Nous (travailler)

Slide 35 - Question ouverte

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Tu (danser)

Slide 36 - Question ouverte

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Ils (marcher)

Slide 37 - Question ouverte

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Les filles (parler)

Slide 38 - Question ouverte

Maak de voltooide tijd (de passé composé): Les garçons (parler)

Slide 39 - Question ouverte

verder oefenen? 
Je kan oefenen op www.verbuga.eu 
klik dan helemaal links "passé composé" aan, in het midden niks, en helemaal rechts de werkwoorden Donner, Manger en Regarder.

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Lien

Maintenant, c'est à vous!
Maak nu opdracht 9 & 10 (verder) in je 'répétition des verbes'.
Vergeet niet je antwoorden na te kijken!

Slide 42 - Diapositive