2.7 Grammatica - deel 2

Weet je het nog ?
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Weet je het nog ?

Slide 1 - Diapositive

Vul de juiste woordsoort in:
Een ........... is een doe-woord
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Quiz

Vul de juiste woordsoort in:
Een ........... kan een ding, dier, mens, plant, begrip of naam zijn.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Quiz

Het zelfstandig naamwoord kan in het enkelvoud of meervoud staan.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Vul de juiste woordsoort in:
Het ........... staat vóór het zelfstandig naamwoord.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quiz

Onbepaalde lidwoorden zijn:
A
de
B
het
C
een

Slide 6 - Quiz

Bepaalde lidwoorden zijn:
A
de
B
het
C
een

Slide 7 - Quiz

Hoeveel werkwoorden staan in deze zin?
Koos koos een nieuw boek.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Hoeveel zelfstandige naamwoorden staan in deze zin?
Koos koos een nieuw boek.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Koos koos een nieuw boek.
Het EERSTE woord KOOS is een:
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Quiz

Koos koos een nieuw boek.
Het TWEEDE woord KOOS is een:
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Quiz

Hoeveel werkwoorden staan er in de zin? Fiets jij op de fiets waar ik altijd op fiets of op je eigen fiets?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quiz

Hoeveel zelfst. naamwoorden staan er in de zin? Fiets jij op de fiets waar ik altijd op fiets of op je eigen fiets?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz

Fiets jij op de fiets waar ik altijd op fiets of op je eigen fiets?
Het EERSTE woord FIETS is een:
A
zelfst. naamwoord
B
werkwoord

Slide 14 - Quiz

Fiets jij op de fiets waar ik altijd op fiets of op je eigen fiets?
Het TWEEDE woord FIETS is een:
A
zelfst. naamwoord
B
werkwoord

Slide 15 - Quiz

Fiets jij op de fiets waar ik altijd op fiets of op je eigen fiets?
Het DERDE woord FIETS is een:
A
zelfst. naamwoord
B
werkwoord

Slide 16 - Quiz

Fiets jij op de fiets waar ik altijd op fiets of op je eigen fiets?
Het VIERDE woord FIETS is een:
A
zelfst. naamwoord
B
werkwoord

Slide 17 - Quiz

Op de meeste scholen in Nederland wordt gepest.
Schrijf alle lidwoorden op:

Slide 18 - Question ouverte

Op de meeste scholen in Nederland wordt gepest.
Schrijf alle zelfst. naamwoorden op:

Slide 19 - Question ouverte

Op de meeste scholen in Nederland wordt gepest.
Schrijf alle werkwoorden op:

Slide 20 - Question ouverte

De Haagse Dilan werd een periode erg gepest.

Schrijf alle lidwoorden op:

Slide 21 - Question ouverte

De Haagse Dilan werd een periode erg gepest.

Schrijf alle zelfst. naamwoorden op:

Slide 22 - Question ouverte

De Haagse Dilan werd een periode erg gepest.

Schrijf alle werkwoorden op:

Slide 23 - Question ouverte

Na een jaar stapte hij naar de conciërge om zijn verhaal te vertellen.
Schrijf alle lidwoorden op:

Slide 24 - Question ouverte

Na een jaar stapte hij naar de conciërge om zijn verhaal te vertellen.
Schrijf alle zelfst. naamwoorden op:

Slide 25 - Question ouverte

Na een jaar stapte hij naar de conciërge om zijn verhaal te vertellen.
Schrijf alle werkwoorden op:

Slide 26 - Question ouverte

Met hulp van een rapcoach maakte hij daarna een videoclip.
Schrijf alle lidwoorden op:

Slide 27 - Question ouverte

Met hulp van een rapcoach maakte hij daarna een videoclip.
Schrijf alle zelfst. naamwoorden op:

Slide 28 - Question ouverte

Met hulp van een rapcoach maakte hij daarna een videoclip.
Schrijf alle werkwoorden op:

Slide 29 - Question ouverte

In de video roept Dilan op om te praten over het probleem.
Schrijf alle lidwoorden op:

Slide 30 - Question ouverte

In de video roept Dilan op om te praten over het probleem.
Schrijf alle zelfst. naamwoorden op:

Slide 31 - Question ouverte

In de video roept Dilan op om te praten over het probleem.
Schrijf alle werkwoorden op:

Slide 32 - Question ouverte

Wat is hier de taalfout?

Slide 33 - Carte mentale

Huiswerk
Maken van paragraaf 2.7 Grammatica:
  • opdracht 20 en 21
  • Test jezelf Grammatica

Slide 34 - Diapositive

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Sondage

Slide 36 - Diapositive