H5.2 Reliëf en klimaat

Reliëf en klimaat (1/2)

Nakijken huiswerk paragraaf 5.1

Leerdoelen
Uitleg



1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Reliëf en klimaat (1/2)

Nakijken huiswerk paragraaf 5.1

Leerdoelen
Uitleg



Slide 1 - Diapositive

Nakijken huiswerk paragraaf 5.1

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Deze les leer je:
  • Je kunt uitleggen wat de invloed van reliëf op het klimaat is
  • Je kunt de kenmerken noemen van de vorm en het reliëf van Europa
  • Je kunt drie soorten verbanden leggen:
  1. Tussen reliëf en temperatuur
  2. Tussen reliëf en neerslag (loefzijde, lijzijde, stuwregens, regenschaduw)
  3. Tussen aanlandige wind en het ontbreken van reliëf
  • Je kunt de volgende begrippen uitleggen: hooggebergte, eeuwige sneeuw, laagland, reliëf, schiereiland, gelede kust, gletsjers,  laagvlakte, hoogvlakte (plateau)

Slide 3 - Diapositive

Vorm en reliëf van Europa
Het belangrijkste hooggebergte van Europa: de Alpen
Top van de Alpen is de Mont Blanc. De top ligt in een gebied van eeuwige sneeuw.

Slide 4 - Diapositive

Van hoog naar laag

Slide 5 - Diapositive

Hooggebergte: gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 m.
Hoogvlakte: vlak of golvend gebied dat meer dan 500 m hoog ligt.
Laagvlakte: gebied zonder hoogteverschillen dat lager ligt dan 500 m.
Laagland:

Slide 6 - Diapositive

Europa is een schiereiland: het is aan drie kanten begrensd door zee

Slide 7 - Diapositive

Gelede kust: kust met veel inhammen. De zee kan via de inhammen diep naar binnen dringen.

Slide 8 - Diapositive

Reliëf en temperatuur
De Noorse kust: Scandinavisch hoogland

Temperatuur aan de Noorse kust, wat weten we nog van de vorige lessen?



Slide 9 - Diapositive

Verder naar het binnenland..
Aanlandige winden botsen tegen hooggebergte. In het binnenland heeft de aanlandige wind geen invloed meer.

De Noorse havens vriezen in de winter niet dicht, maar die in Zweden, aan de oostkust, wel.


Slide 10 - Diapositive

Reliëf en temperatuur
  • Hoog in de bergen van het Scandinavisch hoogland liggen gletsjers en eeuwige sneeuw.

  • Waarom is het eigenlijk kouder boven op een berg? Hoger is toch dichterbij de zon?
  • De zon verwarmt het aardoppervlak. Bij elke 100 m stijging, daalt de temperatuur met 0,6 ºC.

Slide 11 - Diapositive

Reliëf en neerslag
stuwingsregens

Slide 12 - Diapositive

Reliëf en neerslag
Als er geen bergen zijn, kunnen aanlandige winden ver het binnenland binnendringen. Dit komt veel voor in het laagland van West- en Oost-Europa. Hoe verder naar het oosten, hoe minder neerslag de winden kunnen meenemen.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

Kennis koppelen
  • Wat heeft paragraaf 5.1 te maken met paragraaf 5.2?
  • Paragraaf 5.1 temperatuur afhankelijk van breedteligging (zon), zeestromen en wind
  • Paragraaf 5.2 temperatuur ook afhankelijk van reliëf en hoogteligging

Slide 16 - Diapositive

Leerdoelen
Deze les leer je:
  • Je kunt uitleggen wat de invloed van reliëf op het klimaat is
  • Je kunt de kenmerken noemen van de vorm en het reliëf van Europa
  • Je kunt drie soorten verbanden leggen:
  1. Tussen reliëf en temperatuur
  2. Tussen reliëf en neerslag (loefzijde, lijzijde, stuwregens, regenschaduw)
  3. Tussen aanlandige wind en het ontbreken van reliëf
  • Je kunt de volgende begrippen uitleggen: hooggebergte, eeuwige sneeuw, laagland, reliëf, schiereiland, gelede kust, gletsjers,  laagvlakte, hoogvlakte (plateau)

Slide 17 - Diapositive

Huiswerk


Huiswerk: Leren paragraaf 5.2

Slide 18 - Diapositive

Reliëf en klimaat (2/2)

Kennis ophalen van vorige week

Werken aan opdrachten



Slide 19 - Diapositive

Kennis ophalen

Slide 20 - Diapositive

Werken aan opdrachten

Maak de opdrachten van paragraaf 5.2

Als je daarmee klaar bent: Werk verder volgens de studiewijzer.

Huiswerk: Maak de opdrachten van paragraaf 5.2

Slide 21 - Diapositive

Er zijn 4 vormen reliëf van hoog naar laag 
1- hooggebergte > 1500m
2- middelgebergte 500-1500m
3- heuvelland 200-500m
4- laagland < 200m

Slide 22 - Diapositive