Niveau A2: optie 1 (grammatica)
- Zelfstandige naamwoorden: voornamelijk mensen, dieren en dingen. Voorbeelden: kat, laptop, geld
- Werkwoorden: woorden die een actie aangeven
- Trappen van vergelijking. Voorbeelden: zij is rijker dan hem, de kat is sneller dan de muis
- Bijwoorden: omschrijft hoe iets is of hoe iets wordt gedaan. Voorbeelden: hij was vriendelijk (friendly)
Voornaamwoorden: mijn, jouw, onze, jullie, hun etc.
Some of any: wanneer gebruik je welk van deze woorden in het Engels?
Na afloop maak je een "test jezelf" over deze onderwerpen